Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser die de Marokkaanse nationaliteit claimt. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.H.K. van Middelkoop, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 19 juli 2021 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak op 26 juli 2021 behandeld, waarbij de eiser aanwezig was met een tolk, en de verweerder vertegenwoordigd werd door mr. E. Slutzky.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de staandehouding van de eiser niet op de juiste grondslag heeft plaatsgevonden, aangezien hij een Dublinclaimant is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staandehouding op grond van artikel 50, eerste lid, van de Vreemdelingenwet terecht was, omdat er een vermoeden van illegaal verblijf bestond. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over de voortvarendheid van de verweerder en de motivering van de maatregel van bewaring beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de motivering van de maatregel van bewaring niet gebrekkig was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een belangrijke uitspraak in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, met implicaties voor de behandeling van Dublinclaimanten en de toepassing van de Vreemdelingenwet.