ECLI:NL:RBDHA:2021:16153

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
NL21.10847
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser afkomstig uit Marokko. De eiser had op 14 juni 2021 asiel aangevraagd, waarbij hij stelde dat hij problemen had met een drugsbende in Marokko en dat de lokale politie hem geen bescherming bood. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 29 juni 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond, met de motivering dat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie in zijn specifieke geval anders is dan de algemene situatie in Marokko.

De rechtbank overweegt dat de eiser niet heeft betwist dat Marokko in het algemeen als veilig kan worden aangemerkt. Wel heeft hij betoogd dat de autoriteiten in zijn geval niet adequaat hebben gehandeld. De rechtbank oordeelt echter dat de eiser de mogelijkheid had om zijn beklag te doen bij hogere autoriteiten in Marokko, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht de asielaanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat de eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. Tevens is er een inreisverbod voor twee jaar opgelegd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en griffier A. Vranken, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.10847
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. E. Ebes),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Bondarev).

Inleiding en procesverloop

Eiser is afkomstig uit Marokko. Hij heeft op 14 juni 2021 asiel aangevraagd. Ter onderbouwing van deze aanvraag heeft hij aangevoerd dat hij in Marokko problemen heeft gehad met een drugsbende. Eiser heeft aangifte gedaan bij de politie. De politie had evenwel niet de intentie om hem bescherming te bieden.
Bij besluit van 29 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft geloofwaardig bevonden dat eiser problemen heeft gehad met een drugsbende. Volgens verweerder is Marokko evenwel te beschouwen als een veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in het algemeen of ten aanzien van hem in het bijzonder anders is. Verweerder heeft eiser tevens een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.10848, plaatsgevonden op 27 juli 2021. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun respectieve gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser heeft niet betwist dat Marokko in het algemeen als een veilig land van herkomst is aan te merken. Wel heeft hij betoogd dat Marokko in zijn specifieke geval de verplichtingen niet nakomt. Eiser heeft verklaard dat hij bij de lokale politie aangifte heeft gedaan tegen de drugsbende die het op hem gemunt had. Volgens eiser heeft de politie hem geen effectieve bescherming gegeven. De politie heeft namelijk slechts in beperkte mate en pas na betaling door eiser actie ondernomen. Volgens eiser is door de corruptie binnen
politie en justitie op voorhand zinloos om zich in Marokko tot een (hogere) autoriteit te wenden.
2. Naar het oordeel van de rechtbank faalt deze beroepsgrond. Eiser heeft de mogelijkheid gehad om tegen het optreden van de lokale politie zijn beklag te doen of een rechtsmiddel aan te wenden bij (hogere) autoriteiten van Marokko. Eiser heeft dit niet gedaan. Aan de hand van diverse rapportages heeft eiser gesteld dat er binnen de Marokkaanse autoriteiten veel corruptie voorkomt. Deze omstandigheid op zichzelf maakt evenwel nog niet aannemelijk dat het voor eiser in het bijzonder op voorhand zinledig is om in Marokko bescherming van de autoriteiten in te roepen. Evenmin heeft hij met de rapportages aannemelijk gemaakt dat het zinledig is om tegen gebrekkig optreden van een instantie als de politie of justitie zijn beklag te doen of een rechtsmiddel aan te wenden bij hogere Marokkaanse autoriteiten.
3. De conclusie is dat verweerder terecht de asielaanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.
4. Uit deze conclusie vloeit voort dat verweerder mocht bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten1. Dientengevolge was verweerder verplicht om aan eiser een inreisverbod op te leggen.2 Eiser heeft tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod geen beroepsgronden gericht.
5. Het beroep is dus ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
1. Dit blijkt uit artikel 62 lid 2 onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw).
2 Artikel 66a lid 1 onder a van de Vw.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
29 juli 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. R.J.A. Schaaf A. Vranken
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.