ECLI:NL:RBDHA:2021:16143

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 296
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van bijzondere afhankelijkheidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) bij haar meerderjarige dochter in Nederland. De aanvraag, ingediend op 11 november 2019, werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 30 december 2019, omdat eiseres niet kon aantonen dat er sprake was van een bijzondere afhankelijkheidsrelatie die de normale band tussen volwassen familieleden overstijgt, zoals vereist onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Eiseres voerde aan dat zij fysieke en psychische klachten heeft, waardoor zij hulpbehoevend is en alleen door haar dochter, de referente, kan worden verzorgd. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om haar gezondheidssituatie en de noodzaak van zorg door de referente aan te tonen. De overgelegde doktersverklaring was niet voldoende om aan te tonen dat eiseres volledig hulpbehoevend was.

De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van 'more than normal emotional ties' en dat er derhalve geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven bestond. De rechtbank kon daarom geen belangenafweging maken en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 21/296 Rectificatie rechtsmiddel

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.W. Aartsen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Procesverloop

Bij besluit van 30 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 11 november 2019 voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] ’’ afgewezen.
Bij besluit van 18 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook is verschenen mevrouw [naam] (referente). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
De feiten en omstandigheden
2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend om bij haar meerderjarige dochter, referente, in Nederland te verblijven.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van een bijzondere afhankelijkheidsrelatie die de normale band tussen volwassen familieleden overstijgt (‘more than normal emotional ties’). Daarom is er geen sprake van beschermenswaardig familie- of gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres voert aan dat zij fysieke en psychische klachten heeft, waardoor zij hulpbehoevend is. Zij kan zich niet zelfstandig staande houden en alleen referente kan voor haar zorgen. Volgens eiseres is daarom wel degelijk sprake van ‘more than normal emotional ties’.
Beoordeling door de rechtbank
5. Eiseres heeft een doktersverklaring overgelegd van dr. [A] . Uit deze verklaring blijkt dat zij beperkingen heeft aan haar benen en dat ze vergezeld moet worden door een familielid. Los van het feit dat deze verklaring geen datum heeft, blijkt hieruit niet wat de gezondheidssituatie van eiseres precies is en ook niet in hoeverre haar gezondheidssituatie haar hulpbehoevend maakt van referente in het bijzonder. Ter zitting heeft referente toegelicht dat het niet mogelijk is om een medisch dossier in Marokko te verkrijgen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het niet eenvoudig is om medische stukken te verkrijgen, ligt het op de weg van eiseres om haar gezondheidssituatie op enige wijze te onderbouwen. Dat zij geen medische stukken kan verkrijgen, komt voor haar risico. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eiseres haar gezondheidssituatie niet inzichtelijk heeft gemaakt. Zij heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij door haar gezondheidssituatie volledig hulpbehoevend is en dat zij daardoor afhankelijk is van referente.
6. Verder heeft eiseres twee stukken overgelegd, genaamd Certificat Administrative, van 22 augustus 2019 en van 10 januari 2020. In deze documenten staat dat eiseres alleen woont en dat niemand zich om haar bekommert. Afgezien van de vraag of deze verklaringen geldig zijn, omdat de apostillestempel mist, blijkt uit deze documenten dat eiseres alleen woont, maar niet dat zij hulpbehoevend is en dat zij alleen door referente zou kunnen worden verzorgd. Voorts heeft referente op de zitting toegelicht dat de broer en zus van eiseres hun eigen zorgen hebben en dat zij geen tijd hebben om voor eiseres te zorgen. Dit is echter met deze enkele stelling onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook is gebleken dat eiseres zelfstandig woont en dat zij pensioen ontvangt. Niet is aangetoond dat zij zich niet zelfstandig staande kan houden en/of dat alleen referente haar zou kunnen helpen.
7. Wat eiseres heeft aangevoerd is dan ook onvoldoende om aan te nemen dat tussen haar en referente sprake is van ‘more than normal emotional ties’. Dat betekent dat er geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven bestaat zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Om die reden hoefde verweerder ook geen belangenafweging te maken.
8. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting gevraagd of de rechtbank in haar uitspraak wil opnemen dat er wel sprake is van ‘more than normal emotional ties’ indien eiseres haar gezondheidssituatie in de toekomst inzichtelijk maakt. Aan dit verzoek kan de rechtbank niet voldoen, omdat de rechtbank enkel een oordeel geeft over de huidige situatie. De huidige situatie is dat eiseres haar gezondheidssituatie niet heeft aangetoond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 april 2021.
De griffier is verhinderd de uitspraak De rechter is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen. te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan
binnen vier wekenna de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.