In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2021 een tussenbeschikking gegeven in het kader van een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator. Het verzoek is ingediend door de vader van de minderjarige, die in Gambia woont, en betreft een internationale kinderontvoering. De moeder van de minderjarige, die met het kind naar Nederland is verhuisd, is als belanghebbende aangemerkt. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften van beide partijen. Tijdens de regiezitting op 27 juli 2021 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en is de zaak behandeld met het oog op crossborder mediation. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mediation niet is geslaagd en dat de vader zijn verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige handhaaft. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat, gezien de belangen van de minderjarige, een bijzondere curator benoemd moet worden. Deze curator zal gesprekken voeren met de minderjarige om diens mening over verblijf in Gambia en Nederland te achterhalen. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling en heeft de bijzondere curator opgedragen om uiterlijk twee dagen voor de volgende zitting een schriftelijk verslag aan de rechtbank en de ouders te sturen. De beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, rechter en kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.