ECLI:NL:RBDHA:2021:16133
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag na uitspraak in beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een Syrische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 juni 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen had de verzoeker beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 24 juni 2021, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. V. Senczuk, en een tolk, M. Khairi. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. N. Jansen, was ook aanwezig. Tijdens de zitting werd de zaak samen met een andere zaak (NL21.8846) behandeld. De rechtbank heeft in die andere zaak op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de voorzieningenrechter oordeelde dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.