ECLI:NL:RBDHA:2021:16131

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
NL21.8403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor Griekse statushouder in afwachting van uitspraak ABRvS

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Griekse statushouder. De verzoeker had tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk was verklaard. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor uitzetting naar Griekenland in afwachting van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) over de situatie van terugkerende Griekse statushouders.

De voorzieningenrechter heeft op 24 juni 2021 de zaak behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De voorzieningenrechter overwoog dat de ABRvS op 6 januari 2021 vragen had gesteld aan de Staatssecretaris over de situatie van statushouders in Griekenland, maar dat er nog geen uitspraak was gedaan. Gezien de mogelijke impact van de ABRvS-uitspraak op de zaak van de verzoeker, oordeelde de voorzieningenrechter dat het verzoeker belang had om de uitkomst van het beroep in Nederland af te wachten. Daarom werd het bestreden besluit geschorst en werd bepaald dat de verzoeker niet mocht worden uitgezet totdat er op het beroep was beslist.

Daarnaast werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die op € 534,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.8404
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R. Hijma), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 1 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.8404, op 24 juni 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen D. Hosseini. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De vraag, waarvoor de voorzieningenrechter zich in dit geval gesteld ziet, is of verweerders besluit, inhoudende – kort samengevat – dat de juridische en/of feitelijke situatie in Griekenland voor statushouders niet zodanig slecht is dat zij kunnen terugkeren, voorlopig in stand kan blijven.
2. Het is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) op 6 januari 2021 (202005934/1/V3) vragen heeft gesteld aan verweerder over het AIDA-rapport van 23 juni 2020. Ook is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend dat verweerder deze vragen bij brief aan de ABRvS van 21 januari 2021 heeft beantwoord. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de vragen die zijn gesteld betrekking hadden op de positie van (terugkerende) statushouders in Griekenland. De ABRvS heeft echter nog geen uitspraak gedaan in deze zaak.
3. De voorzieningenrechter overweegt dat de uitspraak van de ABRvS, gelet op de aard van de vragen, mogelijk op meer zaken van toepassing zal zijn dan de specifieke zaak die voorligt bij de ABRvS. De uitspraak van de ABRvS kan daarom ook in de zaak van verzoeker van belang zijn voor de beoordeling van eisers beroepszaak. Daarmee is sprake van een situatie dat niet op voorhand valt uit te sluiten dat dit beroep een redelijke kans van slagen heeft. Daarom is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker er belang bij heeft om de uitkomst van het beroep in Nederland te kunnen afwachten. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het beroep aan te houden en het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet mag worden uitgezet, totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt
van € 534,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat is beslist op het beroep;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juli 2021 door mr. J.A. Schuman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C. ten Klooster, griffier.
Deze uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
14 juli 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl
Mr. J.A. Schuman C. ten Klooster
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.