ECLI:NL:RBDHA:2021:16127
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verbetering van de beschikking inzake voorschot door de moeder in een familierechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2021 een verbetering van een eerdere beschikking van 5 november 2021 gedaan. De zaak betreft een verzoek van de moeder, [X], die in een e-mail van 6 november 2021 verzocht om een herstelbeschikking. In de oorspronkelijke beschikking was bepaald dat de moeder een voorschot van € 2.299,- moest betalen binnen drie weken na ontvangst van de factuur van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR). De moeder, die procedeert op basis van gefinancierde rechtsbijstand, gaf aan dat deze bepaling niet correct was. De vader, [Y], heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschikking van 5 november 2021 een kennelijke fout bevatte die eenvoudig te herstellen was. Op basis van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de rechtbank de beschikking verbeterd. De verbetering houdt in dat de zinsnede over het voorschot is vervangen door een bepaling die stelt dat de kosten van het onderzoek voorlopig aan de moeder in debet zullen worden gesteld, hangende de procedure. De rechtbank heeft de beschikking van 5 november 2021 voor het overige gehandhaafd.
De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de rechters J.C. Sluymer, H.M. Boone en S. van der Harg, bijgestaan door griffier V. van den Hoed-Koreneef, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 november 2021.