ECLI:NL:RBDHA:2021:16123
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- P.J.M. Mol
- T.R. Oosterhoff-Vos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.E.J.M. Bartels, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.M.H. van de Wal, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublinverordening.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 juli 2021 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, en een tolk, M.O. Salim, ook aanwezig was. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er een andere uitspraak was gedaan in een vergelijkbare zaak (NL21.9914), waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om die reden afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. T.R. Oosterhoff-Vos, en is op 20 juli 2021 bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.