ECLI:NL:RBDHA:2021:16119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
NL21.9755
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en overdracht onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De reden hiervoor was dat Spanje, op basis van de Dublinverordening, verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij medische behandeling nodig heeft voor zijn gebit en dat hij vreest dat de overdracht naar Spanje voor deze behandeling zal plaatsvinden.

De rechtbank heeft de zaak op 13 juli 2021 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat de verantwoordelijkheid van Spanje voor de asielaanvraag niet ter discussie staat, en dat de Spaanse autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid. Eiser heeft medische informatie overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende heeft aangetoond dat zijn gezondheidstoestand zo ernstig is dat dit een belemmering vormt voor de overdracht.

De rechtbank concludeert dat de medische behandelmogelijkheden in Spanje vergelijkbaar zijn met die in Nederland, en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser in Spanje niet de benodigde zorg kan krijgen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.9755
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.W. Melchers), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.9756, op 13 juli 2021 op zitting behandeld. De gemachtigde heeft laten weten dat eiser en zij niet bij de zitting aanwezig zullen zijn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De Spaanse autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
2. Eiser voert aan dat hij zijn tanden dreigt te verliezen aan de linker bovenkant van zijn gebit, waarvoor hij de komende zes weken een behandeling moet ondergaan waarbij hij zeer vaak naar de tandarts moet. Eiser wenst te voorkomen dat de overdracht plaatsvindt voordat hij uitbehandeld is. Ter onderbouwing heeft eiser zijn patiëntendossier overgelegd.
3. De rechtbank overweegt als volgt. De verantwoordelijkheid van Spanje staat niet ter discussie. Voor zover eiser een beroep doet op het arrest C.K. tegen Slovenië, overweegt de rechtbank als volgt. Uit dit arrest volgt dat het gaat om zaken waarin niet kan worden uitgesloten dat de overdracht van een vreemdeling met een ernstige mentale of lichamelijke
aandoening op zichzelf bezien een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand kan inhouden, hetgeen een met artikel 3 van het EVRM strijdige situatie oplevert. De vreemdeling moet in dat verband objectieve gegevens overleggen die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen. Uit het patiëntendossier dat eiser heeft overgelegd blijkt onder andere dat hij op 27 juni 2021 bij een vechtpartij betrokken is geweest waarbij zijn tand eruit ging en twee kiezen los in zijn mond waren. Na behandeling moest hij zijn tanden ontzien en kreeg hij het advies om een tandarts te zoeken. Op 30 juni 2021 belt hij voor tandartsafspraak omdat hij kiespijn en een zwelling heeft. Daarna is er een afspraak gemaakt bij een praktijk voor tandheelkunde op 1 juli 2021.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiser met deze medische informatie niet de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvan voor een overdracht aannemelijk heeft gemaakt. Zowel de bijzondere ernst als de onomkeerbaarheid als een behandeling nu niet zou worden ingezet, voortgezet en afgemaakt, zijn op basis van de informatie niet vast te stellen.
5. Verder overweegt de rechtbank dat verweerder ten opzichte van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent ook dat verweerder ervan mag uitgaan dat de medische behandelmogelijkheden in Spanje van een vergelijkbaar niveau zijn als in Nederland. Uit het patiëntendossier blijkt niet dat hij onder specialistische behandeling staat en dat Nederland het aangewezen land is om hem te behandelen. Verweerder mag er dus van uitgaan dat eiser in Spanje ook passende medische behandeling voor zijn gebit kan krijgen als hij daarom verzoekt.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
20 juli 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. P.J.M. Mol T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.