ECLI:NL:RBDHA:2021:16114

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
AWB 20/5713
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende aannemelijkheid van identiteit en familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. Eiseres, een Syrische, had de aanvraag ingediend met het doel om als familie- of gezinslid bij haar referente, [A], in Nederland te verblijven. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de identiteit van eiseres en haar ouders niet aannemelijk was gemaakt. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres haar identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was geleverd dat eiseres geen officiële identificerende documenten had en dat de verweerder niet had aangetoond dat er geen bewijsnood was. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden waaronder eiseres zich bevindt, zoals haar jonge leeftijd en de situatie in Turkije waar zij momenteel verblijft.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij ook een aanvullend onderzoek moet worden aangeboden. Tevens is bepaald dat het betaalde griffierecht aan eiseres moet worden vergoed en dat verweerder in de proceskosten moet bijdragen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming en de noodzaak om rekening te houden met de belangen van minderjarigen in asielprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5713

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. L.M. Straver),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Ilic).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] (referente)’ afgewezen.
Bij besluit van 20 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [B] , echtgenoot van referente, en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer Hafood.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 1 december 2020 geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen de nieuw overgelegde stukken te beoordelen en een nader standpunt in te nemen.
Bij brief van 21 januari 2021 heeft verweerder een aanvullende verweerschrift ingediend. Hierop heeft eiseres op 2 maart 2021 een reactie gegeven. Vervolgens heeft verweerder op 31 maart 2021 nog een aanvullend verweerschrift ingediend.
Op 26 april 2021 heeft er een tweede zitting plaatsgevonden. Eiseres heeft zich wederom laten vertegenwoordigen door [B] en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.D.M. Metry.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Syrische nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedatum] 2014.
Vorige procedure
2. Verweerder heeft aan [B] , de gestelde opa van eiseres en de echtgenoot van referente, een verblijfsvergunning asiel verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet (Vw). Op 15 december 2017 is de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis verleend aan [A] , referente en de gestelde oma van eiseres. De aanvraag die [B] op 29 februari 2016 voor eiseres heeft ingediend voor een mvv in het kader van nareis, heeft verweerder afgewezen omdat – kort gezegd – niet aannemelijk was gemaakt dat [B] de voogdij heeft over eiseres. Het beroep tegen de beslissing op bezwaar is bij uitspraak van 2 februari 2018 van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend (AWB 17/15612 en AWB 17/14014). De uitspraak in beroep is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
Huidige aanvraag
3. Referente heeft op 9 november 2018 een aanvraag ingediend voor een mvv voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 EVRM’ voor eiseres. Bij de aanvraag heeft eiseres de navolgende stukken overgelegd waaruit volgens haar volgt dat haar identiteit is aangetoond en de familierechtelijke relatie aannemelijk is gemaakt:
  • bevestigingsakte van voogdij van moeder van eiseres;
  • religieuze huwelijksakte van [C] met [D] d.d.
24 april 2016;
  • verklaring [E] over de zorg voor eiseres;
  • identiteitskaart van [E] ;
  • verklaring van [D] ;
  • afwijzing verzoek Tracingteam Rode Kruis;
  • individueel uittreksel uit het Syrische bevolkingsregister van eiseres d.d.
9 juli 2018;
  • Turks identificatiebewijs (kimlic) van eiseres;
  • [F] van [G] ;
  • Syrisch identificatie bewijs van [C] ;
  • Turks identificatiebewijs (kimlic) van [C] .
Bestreden besluitvorming
4.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat de identiteit van eiseres en haar ouders niet aannemelijk zijn gemaakt. Dit is volgens verweerder van belang omdat de ouders van eiseres toestemming moeten geven voor uitreis naar Nederland, tenzij er documenten zijn waaruit blijkt dat referente de voogdij heeft over eiseres. Er is volgens verweerder geen sprake van bewijsnood voor het ontbreken van officiële identiteitsdocumenten van eiseres. Eiseres heeft geen verklaring gegeven waarom zij geen documenten heeft die door de Syrische autoriteiten zijn afgegeven. Ook zijn er geen substantiële indicatieve identificerende documenten overgelegd. Aan het individueel uittreksel kan geen waarde worden gehecht, gelet op het rapport van Bureau Documenten van 17 mei 2019. Uit het Turks identificatiebewijs en het Turks legitimatiebewijs dat is overgelegd bij de nareisprocedure, blijkt niet of de documenten zijn afgegeven op basis van identificerende documenten, waardoor verweerder ervan uitgaat dat de documenten zijn opgesteld op basis van eigen verklaringen.
4.2.
Ook zijn er geen documenten overgelegd die de familierechtelijke relatie met [C] , de gestelde biologische moeder, aantonen. Verder is de identiteit van de gestelde biologische vader, [H] en de familierechtelijke relatie met [H] niet aangetoond. Er is geen verklaring gegeven voor het ontbreken van documenten, waardoor verweerder niet kan beoordelen of [H] spoorloos is verdwenen. Er is ook tegenstrijdig verklaard over de vermissing van [H] . Met de stukken die eiseres verder heeft overgelegd, namelijk het familieboekje, familie-uittreksel en huwelijksuittreksel van referente en [B] , is de familierechtelijke relatie tussen referente en eiseres niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt.
4.3.
In het kader van het belang van het kind overweegt verweerder dat eiseres op dit moment wordt opgevangen in het gezin van haar oom en tante, de zoon en schoondochter van referente, in Turkije, waardoor zij niet alleen zal achterblijven in een schrijnende situatie.
4.4.
Verweerder ziet gelet op het voorgaande geen reden om het gestelde familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) tussen referente en eiseres te beoordelen.
Standpunten eiseres
5.1.
Eiseres voert aan dat ten onrechte is afgezien van het horen van referente, [B] en gemachtigde van eiseres. Tijdens de bezwaarprocedure is op 18 juni 2020 contact gezocht met gemachtigde en zijn er een aantal vragen gesteld. Het stellen van deze vragen betekent dat er gehoord had moeten worden in bezwaar. Dit is in strijd met artikelen 3:2, 7:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het gebrek kan niet worden gepasseerd met artikel 6:22 van de Awb. Eiseres heeft namelijk belang bij het houden van een hoorzitting. Aan de oom van [eiseres] is namelijk een vergunning verleend en is een nareisprocedure voor zijn gezin, waarbij eiseres momenteel verblijft, gestart. De situatie voor eiseres wordt steeds onzekerder.
5.2.
Verder voert eiseres aan dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest omdat daarbij niet alle stukken van de asielprocedure van de grootouders van eiseres zijn betrokken. Op basis van het familieboekje, familie-uittreksel en huwelijksuittreksel van [B] en referente, zijn referente en minderjarige kinderen van de grootouders van eiseres nagereisd naar Nederland. In beroep heeft eiseres diverse stukken overgelegd, namelijk:
  • uittreksel familieregistratie van de gestelde grootvader van eiseres met vertaling naar Nederlands;
  • uittreksel persoonsregistratie van [C] met vertaling naar het Nederlands;
  • huwelijksakte van gestelde ouders van eiseres;
  • pagina uit het militair boekje van vader van eiseres;
  • uittreksel persoonsregistratie van eiseres;
  • uitspraak van een Turkse rechtbank dat referent de juridische voogdij heeft over eiseres;
  • inwilligende beschikking asiel van de oom van eiseres en;
  • ontvangstbevestiging van ingediende nareisaanvragen door de oom van [eiseres] .
Onderzoek in beroep
6. Verweerder heeft de overgelegde documenten die tijdens de beroepsprocedure zijn overgelegd laten onderzoeken. De uitkomst van de onderzoeken van Bureau Documenten brengen geen verandering in de standpunten van verweerder. Hoewel de documenten niet eerder zijn overgelegd, zijn de documenten die in beroep zijn overgelegd, documenten ter onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt. De rechtbank zal de documenten daarom betrekken in haar oordeel.
Reactie op nader verweerschrift
7. Eiseres heeft in haar zienswijze van 2 maart 2021 aangegeven dat er op 17 december 2020 een mvv is verleend voor de tante van eiseres om naar Nederland te komen. De aanvraag van eiseres voor een mvv voor nareis bij haar oom is afgewezen. Deze beschikking heeft eiseres overgelegd bij haar zienswijze. In de beschikking van 17 december 2020 is bewijsnood aangenomen voor het overleggen van officiële identificerende documenten. Eiseres licht toe dat het verschil in geboorteplaats komt omdat zij in Turkije is geboren en daar op dat moment niet is geregistreerd bij UNHCR. Later is zij in Syrië met geboorteplaats [geboorteplaats 1] geregistreerd. Verder licht eiseres toe dat de identiteit van [C] vaststaat, waardoor duidelijk is dat eiseres de dochter is van [C] . Ten aanzien van haar vader licht zij toe dat op de huwelijksakte met [I] en [C] ook de naam van de vader van eiseres staat vermeld. Dit is dezelfde naam die staat vermeld op het militaire boekje. De vader van eiseres was aangesloten bij VSL en de moeder van eiseres is gevlucht naar Turkije. Sindsdien is er geen contact meer geweest met de vader van eiseres. [C] heeft verzocht om echtscheiding en is opnieuw getrouwd. De ouders van de vader van eiseres zijn overleden en de familie van de vader van eiseres durft hem niet als vermist op te geven aangezien hij in de Syrische oppositie zit. Voor de geboorte van eiseres was het contact al met haar vader verbroken. In deze omstandigheden kan het ontbreken van een toestemmingsverklaring niet worden tegengeworpen aan eiseres.
Toetsingskader
8.1.
Om in aanmerking te komen voor een mvv voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 EVRM’ moet de aanvrager zijn identiteit aantonen. Op grond van Werkinstructie 2019/15 beoordeelt verweerder, in het geval er geen officiële documenten overgelegd worden, of eiseres afdoende verklaart waarom het ontbreken van officiële documenten niet aan haar toe te rekenen is.
8.2.
De vaste jurisprudentie van de ABRvS over het vaststellen van identiteit en familierechtelijke relatie in het kader van nareis is naar het oordeel van de rechtbank van overeenkomstige toepassing. Bij onderhavige zaak en bij nareiszaken gaat het immers om familieleden die naar Nederland willen komen die tegen dezelfde problemen kunnen aanlopen bij het aannemelijk maken van hun identiteit. In zijn uitspraak van
16 september 2019 overweegt de ABRvS dat uit het arrest E. tegen Nederland van het Hof van Justitie van de Europese Unie [1] , dat gaat over het bewijzen van een gezinsband bij een aanvraag om gezinshereniging, volgt dat het initiatief om bewijsmiddelen te leveren en informatie te geven bij de betrokkenen ligt. De staatssecretaris moet vervolgens het overgelegde bewijsmateriaal en de afgelegde verklaringen onderzoeken. Verder moet de staatssecretaris rekening houden met de belangen van betrokken kinderen en ervoor zorgen dat de eisen die hij stelt aan bewijsmiddelen, verklaringen en uitleg, evenredig zijn aan de aard en het niveau van de problemen waarmee de betrokkenen worden geconfronteerd. [2]
Identiteit van eiseres
9. Vast staat dat er geen officiële identificerende documenten zijn overgelegd om de identiteit van eiseres aan te tonen. De vraag die de rechtbank in dit verband moet beantwoorden, is of verweerder in dit verband voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres haar identiteit onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij geen bewijsnood heeft aangenomen voor het ontbreken van officiële documenten. Uit de beslissing van 17 december 2020, waarbij de aanvraag om een mvv in het kader van nareis van eiseres naar de gestelde oom van eiseres, [E] , is afgewezen, volgt dat verweerder wel bewijsnood heeft aangekomen. In die beslissing overweegt verweerder dat een Syrische burger vanaf zijn veertiende levensjaar een identiteitsbewijs moet hebben, waardoor het aannemelijk is dat eiseres niet beschikt over een identiteitsbewijs. Zij is immers jonger dan veertien jaar. Ter zitting op 26 april 2021 heeft verweerder verklaard dat het niet juist is dat er bewijsnood is aangenomen in de beslissing van 17 december 2020. De rechtbank ziet echter dat verweerder in de beslissing van 17 december 2020 een gemotiveerd standpunt heeft ingenomen. In het bestreden besluit heeft verweerder hierover alleen overwogen dat een identiteitskaart inderdaad pas verplicht is vanaf de leeftijd van veertien jaar, maar dat een identiteitskaart niet het enige officiële document is dat Syrische burgers kunnen krijgen. Gelet op de verklaringen die eiseres heeft gegeven, namelijk dat de (gestelde) moeder van eiseres is gevlucht uit Syrië op het moment dat zij zwanger was van eiseres en dat eiseres vervolgens in Turkije is geboren, vindt de rechtbank het niet onaannemelijk dat eiseres niet in het bezit kan zijn van officiële documenten.
11. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres met alle overgelegde indicatieve documenten haar identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft ten aanzien van het individueel uittreksel uit het bevolkingsregister gemotiveerd dat het uittreksel positief is beoordeeld, maar dat het niet klopt aangezien op het document staat dat eiseres in [geboorteplaats 2] is geboren en niet in [geboorteplaats 1] . Ook ten aanzien van het Turkse identiteitsbewijs (kimlic) heeft verweerder gemotiveerd dat hij daar niet van kan uitgaan aangezien het niet duidelijk is waarop het document is gebaseerd en omdat sprake is van een contra-indicatie omdat de geboorteplaats niet overeenkomt met het individueel uittreksel. Eiseres heeft hierover toegelicht dat uit het Thematisch ambtsbericht documenten in Syrië 2017 volgt dat het mogelijk is om je vanuit het buitenland te laten registreren met als geboorteplaats [geboorteplaats 1] . Deze verklaring vindt de rechtbank niet onaannemelijk, verweerder heeft deze verklaring onvoldoende betrokken bij zijn besluitvorming. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het op zich vreemd is dat er geen geboorteakte is. Daarbij heeft verweerder verwezen naar de brief van Vluchtelingenwerk van 18 juni 2019, waarbij is aangegeven dat er een geboortebewijs is. De rechtbank heeft geconstateerd dat dit inderdaad in de brief van 18 juni 2019 is vermeld. Bij de aanvraag is echter een geboortebewijs van een Turks ziekenhuis overgelegd dat niet ziet op de geboorte van eiseres, maar op de geboorte van een jongen. De rechtbank gaat ervanuit dat Vluchtelingenwerk dit abusievelijk heeft opgenomen in de brief van 18 juni 2019. Ter zitting heeft [B] , de gestelde opa van eiseres, verklaard dat er geen geboortebewijs werd afgegeven in het ziekenhuis toen eiseres is geboren omdat de moeder van eiseres vluchteling was en nog geen officiële status had. Deze verklaring acht de rechtbank niet onaannemelijk. Verweerder heeft deze verklaring voor het ontbreken van een geboorteakte onvoldoende betrokken in zijn beoordeling van de indicatieve documenten.
12. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres met de overgelegde documenten de identiteit van haar gestelde ouders niet heeft aangetoond, waardoor ook de identiteit van eiseres vastgesteld zou kunnen worden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. De identiteit van de gestelde moeder van eiseres, [C] , is aangetoond. Dit heeft verweerder ook erkend. Verweerder heeft gemotiveerd dat met het overgelegde familieboekje, familie-uittreksel en het huwelijksuittreksel geen familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar ouders is aangetoond. Eiseres heeft toegelicht dat bij een individueel uittreksel uit het bevolkingsregister alleen de voornaam van de vader wordt vermeld. Bij wijze van voorbeeld verwijs eiseres naar het individueel uittreksel uit het bevolkingsregister van [C] . De rechtbank constateert dat bij het individueel uittreksel uit het bevolkingsregister van [C] ook enkel de voornaam van haar vader vermeld staat. Ook heeft eiseres toegelicht dat uit de huwelijksakte tussen [I] en [C] en het individueel uittreksel waarop de voornaam [I] staat vermeld, volgt dat eiseres is geboren uit het huwelijk tussen [C] en [I] . De rechtbank vindt deze uitleg niet onaannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het voorgaande onvoldoende heeft betrokken bij de beoordeling van de familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar gestelde ouders.
13. De rechtbank is ook van oordeel dat, gelet op het voorgaande, niet op voorhand ongeloofwaardig is dat [I] de vader is van eiseres. De gestelde vader van eiseres is in elk geval niet meegegaan naar Turkije en het staat vast dat [C] inmiddels is hertrouwd. Dat de identiteit van de vader niet met officiële documenten is aangetoond, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zwaarwegend om geen nader onderzoek aan te bieden aan eiseres. De rechtbank neemt daarbij de aard en het niveau van de problemen in aanmerking waarmee de betrokkenen worden geconfronteerd om informatie over de vader van eiseres te verkrijgen. De rechtbank stelt verder vast dat ter zitting is verklaard dat de gestelde vader van eiseres inmiddels is overleden en dat er een overlijdensakte onderweg is naar Nederland.
14. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres haar identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt aan de hand van de voorhanden zijnde documenten. De rechtbank is van oordeel dat het op de weg ligt van verweerder om een nader onderzoek aan te bieden in de vorm van een DNA-onderzoek en/of een identificerend gehoor. Verweerder kan de aangekondigde overlijdensakte bij het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar beoordelen en betrekken bij zijn heroverweging.
Schrijnendheid
15. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat eiseres wordt opgevangen in het gezin van de schoondochter van referente, waardoor eiseres als jonge minderjarige niet alleen zou achterblijven in een schrijnende situatie. Inmiddels is de schoondochter van referente nagereisd naar Nederland en verblijft eiseres tijdelijk bij de voormalige buren van de schoondochter van referente. Ter zitting is namens eiseres aangevoerd dat dit slechts tijdelijk onderdak is, om te voorkomen dat eiseres opgevangen zou moeten worden in een weeshuis. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat niet is gebleken dat de opvang niet duurzaam is en dat eiseres dat nader moet onderbouwen. Nu de huidige situatie van eiseres onduidelijk is, kan verweerder dit betrekken bij het onderzoek voor de nieuwe te nemen beslissing op bezwaar.
Conclusie
16. De rechtbank verklaart het beroep gegrond wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb. Nu verweerder een aanvullend onderzoek zal moeten aanbieden aan eiseres, ziet de rechtbank geen aanleiding om de gebreken met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Om diezelfde reden ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Aangezien het op de weg ligt van verweerder om een DNA-onderzoek en/of een identificerend gehoor aan te bieden aan eiseres voordat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar neemt, stelt de rechtbank hiervoor een termijn van acht weken.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder het betaalde griffierecht aan eiser moet vergoeden.
18. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die betalen. De proceskosten die verweerder aan eiseres moet betalen worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Eiseres heeft zich laten bijstaan door een gemachtigde. Deze gemachtigde heeft vier proceshandelingen verricht: het indienen van het beroepschrift tegen het bestreden besluit (1 punt), het verschijnen ter zitting (1 punt), het indienen van een zienswijze op de aanvullende motivering van verweerder (0,5 punt) en het verschijnen op de nadere zitting (0,5 punt). Deze proceshandelingen leveren 3 punten op met een waarde van
€ 748,- per punt. De wegingsfactor bepaalt de rechtbank op 1. De rechtbank stelt de kosten daarom vast op € 2.244,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskoten van eiseres tot een bedrag van € 2.2484,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De beslissing is uitgesproken op 19 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 13 maart 2019, C-635/17, E. t. Nederland, ECLI:EU:C:2019:19.
2.ECLI:NL:RVS:2019:3147. Te raadplegen op www.rechtspraak.nl.