ECLI:NL:RBDHA:2021:16091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
AWB 20/5570
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in vreemdelingenzaak na intrekking voorlopige voorziening

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2021, heeft verzoeker, een Burundese nationaliteit, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend dat geregistreerd was onder AWB 20/5570. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier, die op 13 september 2019 was afgewezen. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had op 16 september 2020 het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard, maar verleende hem wel een verblijfsvergunning onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid bij [A]'.

Verzoeker trok zijn verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank overwoog dat het verzoek om voorlopige voorziening ten onrechte was ingediend, omdat het verzoek connex was aan een eerder ingediend beroep dat niet tijdig was beslist. De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet verplicht was om een nieuw verzoek in te dienen om te voorkomen dat hij Nederland zou moeten verlaten.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Beijl, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5570

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , geboren op [1980] , van Burundese nationaliteit, verzoeker

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Verhaegh).

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluit van 16 september 2020 het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard en hem een verblijfsvergunning regulier verleend voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’.
Verzoeker heeft het verzoek om voorlopige voorziening, geregistreerd onder AWB 20/5570, ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 2 maart 2021 gereageerd op dit verzoek om vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft op 7 mei 2019 een aanvraag gedaan om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 EVRM, privéleven. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 13 september 2019 afgewezen.
2. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3. Verweerder heeft het bezwaar van verzoeker bij besluit van 30 april 2020 ongegrond verklaard.
4. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Het beroep is geregistreerd onder nummer AWB 20/3774 en het verzoek om een voorlopige voorziening onder het nummer AWB 20/3755.
5. Op 6 juli 2020 heeft verweerder het besluit van 30 april 2020 ingetrokken en verzoeker een proceskostenveroordeling toegekend.
6. Op 10 juli 2020 heeft verzoeker onderhavige voorlopige voorziening ingediend, geregistreerd onder AWB 20/5570.
7. Bij brief van 15 juli 2020 heeft verzoeker te kennen gegeven dat hij het beroep, geregistreerd onder AWB 20/3774 handhaaft als ware het een beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. De rechtbank stelt vast dat het verzoek om voorlopige voorziening, AWB 20/3755, door verzoeker niet is ingetrokken.
8. Bij besluit van 19 september 2020 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Tevens is aan verzoeker een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd toegekend onder de beperking verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’. Verweerder heeft bij aanvullende brief aangeboden de proceskosten te vergoeden.
9. Verzoeker heeft vervolgens het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening, met zaaknummers AWB 20/3774 en AWB 20/3755 ingetrokken.
10. Verzoeker heeft op 27 februari 2021 het verzoek om voorlopige voorziening, AWB 20/5570, ingetrokken en de rechtbank verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten.
11. De rechtbank overweegt als volgt. Uit het hierboven weergegeven procesverloop volgt dat het beroep (AWB 20/3774), nadat het besluit van 30 april 2019 is ingetrokken, is omgeklapt naar een beroep niet tijdig beslissen. Het verzoek om voorlopige voorziening, AWB 20/3755, is door verzoeker niet ingetrokken en was daarom vanaf dat moment connex aan het opengevallen bezwaar. Gelet daarop was het voor verzoeker niet nodig, om te voorkomen dat hij zou worden verplicht Nederland te verlaten, een nieuw verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen. Gelet hierop is het verzoek onder zaaknummer AWB 20/5570 ten onrechte ingediend.
12. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 14 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.