Overwegingen
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het op de weg van verweerder had gelegen om de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (hierna: de FMMU) te verzoeken een nieuw advies te laten uitbrengen om na te gaan of eiser als dan niet in staat is om gehoord te worden en indien mogelijk een gehoor af te nemen. Verweerder heeft de FMMU een medisch advies laten uitbrengen. De FMMU heeft geadviseerd dat eiser gehoord kon worden, maar dat rekening diende te worden gehouden met aan stress gerelateerde klachten. Er heeft vervolgens een aanvullend gehoor plaatsgevonden. Daarna heeft verweerder een aanvullend besluit genomen. Verweerder handhaaft de beschikking van 10 september 2020. Nog altijd heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij door de autoriteiten van Zuid-Afrika wordt gezocht vanwege zijn geaardheid. Het aanvullende gehoor heeft geen wezenlijke andere informatie gegeven. Het had op de weg van eiser gelegen om zich tot de autoriteiten in Zuid-Afrika te wenden zodra hij werd geconfronteerd met geweldsincidenten. Hier komt bij dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn verblijfsvergunning, waarbij hij eveneens heeft verklaard een geldige vergunning van vijf jaar te hebben gehad. De toegang tot Zuid-Afrika voor eiser is op voorhand aannemelijk, omdat Zimbabwaanse burgers voor 90 dagen visumvrij en zonder kosten het land kunnen inreizen. Het ligt voor de hand dat hij daar een asielverzoek indient. Zuid-Afrika wordt door Nederland niet beschouwd als veilig land van herkomst, maar kan onder omstandigheden, zoals in dit geval, wel worden beschouwd als veilig derde land.
3. Eiser voert in de zienswijze aan dat betwist wordt dat het aanvullende gehoor geen wezenlijk andere informatie oplevert dan reeds in het besluit was betrokken. Ook bagatelliseert verweerder de door eiser ondervonden gebeurtenissen en het continue gevoel van onveiligheid dat eiser ervaart. Er is veel discriminatie tegen vreemdelingen en er vinden veel mishandelingen plaats. Ten onrechte is verweerder niet ingegaan op de stelling dat van eiser niet verwacht kan worden dat hij in Zuid-Afrika verblijft, gezien wat hij daar heeft meegemaakt en continu onveiligheid en onrust ervaart. Als immigrant en homoseksueel voelt eiser zich er niet veilig vanwege het geweld op straat. De stelling van verweerder dat de autoriteiten doorgaans effectief optreden tegen homofoob en xenofoob geweld in Zuid-Afrika en dat eiser daar bescherming kan inroepen is onjuist. Verweerder kan niet zonder nadere motivering het standpunt innemen dat Zuid-Afrika een veilig derde land is voor eiser. Specifiek voor eiser geldt dat Zuid-Afrika geen veilig derde land is. Verweerder legt verouderde bronnen aan zijn besluit ten grondslag. Verweerder is, zoals volgt uit artikel 38, tweede lid, aanhef en onder b en c, van de Procedurerichtlijn, verplicht aan de hand van algemene informatie over de algemene situatie in een land te onderzoeken en te beoordelen of een vreemdeling in een derde land volgens de in artikel 3.106a, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) vermelde beginselen wordt behandeld.
4. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, eiser is immers gehoord en hiertegen zijn geen beroepsgronden ingediend, zal de rechtbank onderzoeken of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit al dan niet in stand kunnen worden gelaten.
5. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw niet-ontvankelijk worden verklaard in de zin van artikel 33 van de Procedurerichtlijn, indien een derde land voor de vreemdeling als veilig derde land wordt beschouwd. De bepalingen voor het beoordelen van de vraag of sprake is van een veilig derde land zijn neergelegd in artikel 3.106a, van het (Vb) en verder uitgewerkt in artikel 3.37e, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) en in paragraaf C2/6.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in haar uitspraken van 13 december 2017het toetsingskader voor het tegenwerpen van een veilig derde land uiteengezet. Hieruit volgt dat verweerder eerst moet beoordelen of een vreemdeling een zodanige band heeft met het derde land, dat het voor hem of haar redelijk is daar naartoe te gaan. Daarna moet verweerder beoordelen of aannemelijk is dat de vreemdeling tot dit land wordt toegelaten. Vervolgens is het aan een vreemdeling om aan te tonen dat de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot het land, in zijn geval niet aanwezig zijn. Als laatste moet verweerder beoordelen of de vreemdeling in dit land volgens de beginselen genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb zal worden behandeld.
7. De rechtbank zal de door eiser aangevoerde gronden aan de hand van dit toetsingskader bespreken. De rechtbank gaat eerst in op het standpunt van eiser dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat Zuid-Afrika een veilig derde land voor hem is.
Veilig derde land
6. Eiser beroept zich er kort samengevat op dat Zuid-Afrika in het algemeen geen veilig derde land is omdat het ook geen veilig land van herkomst is. Verweerder heeft zich volgens eiser dan ook niet zonder nadere motivering op het standpunt kunnen stellen dat Zuid-Afrika wel een veilig derde land is. Daarbij komt dat Zuid-Afrika ook specifiek voor eiser geen veilig derde land is vanwege zijn LHBT-geaardheid en zijn Zimbabwaanse nationaliteit en uiterlijk. Verweerder bagatelliseert de door eiser ondervonden gebeurtenissen als gevolg van homofoob en xenofoob geweld en het continue gevoel van onveiligheid.
7. De rechtbank stelt voorop dat Zuid-Afrika door verweerder vanaf 2016 niet als een veilig land van herkomst is aangemerkt voor vreemdelingen uit dat land die vluchtelingenrechtelijke of andere bescherming zoeken.Als een land is aangewezen als veilig land van herkomst, dan betekent dat dat verweerder uit kan gaan van een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit dat land geen bescherming nodig hebben en dat die vreemdelingen een zwaardere bewijslast hebben dat dat in hun geval anders is. Omdat Zuid-Afrika geen veilig land van herkomst is, betekent dat dat voor vreemdelingen uit dat land een dergelijk rechtsvermoeden niet bestaat. Verweerder moet in zo’n geval het verzoek om internationale bescherming beoordelen op basis van het asielrelaas tegen de achtergrond van de algemeen bekende informatie en zonder uit te gaan van dat rechtsvermoeden. Het onderzoek naar en de beoordeling van een veilig derde land vertonen belangrijke overeenkomsten met het onderzoek naar en de beoordeling van een veilig land van herkomst. Bij de beoordeling of Zuid-Afrika een veilig derde land is, komt daarom een zwaar gewicht toe aan de omstandigheid dat Zuid-Afrika niet als veilig land van herkomst is aangemerkt door verweerder.
8. Verweerder heeft geconcludeerd dat Zuid-Afrika geen veilig land van herkomst is: “Zuid-Afrika is partij bij een aantal mensenrechtenverdragen en heeft wetten en andere voorschriften die waarborgen bieden, maar deze worden onvoldoende nageleefd. Het systeem van rechtsmiddelen biedt onvoldoende waarborgen tegen de schendingen van de rechten en vrijheden”.
Die conclusie onderbouwt verweerder met onder andere de volgende twee beoordelingen van de mensenrechtensituatie in Zuid-Afrika:
“De grondwet verbiedt discriminatie op grond van ras, geslacht, godsdienst, politieke overtuiging, nationale afkomst of nationaliteit, sociale afkomst, handicap, seksuele geaardheid en genderidentiteit, leeftijd, taal, HIV-positieve status, of infectie door andere besmettelijke ziekten. Echter, de overheid handhaafde deze verboden niet effectief, waardoor gevestigde vooroordelen vaak leidden tot gendergerelateerd geweld en ongelijkheid op de arbeidsmarkt.”
“De voornaamste mensenrechtenproblemen hadden betrekking op de politie en het gebruik van dodelijk en buitensporig geweld, waaronder marteling; overvolle gevangenissen en mishandeling van gevangenen, waaronder mishandeling en verkrachting door gevangenisbewakers. Andere problemen met de mensenrechten die speelden in 2015 hadden betrekking op willekeurige arrestaties, discriminatie van vrouwen, discriminatie van personen met een handicap en de lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en interseks (LGBTI) gemeenschap. Hoewel de grondwet dit verbiedt en de regering hiernaar onderzoek doet en overheidsambtenaren die misstanden begaan vervolgt, zijn er toch talrijke rapporten van straffeloosheid.”
8. Verweerder heeft in zijn (aanvullende) besluit overwogen dat Zuid-Afrika partij is bij het VN Vluchtelingenverdrag en andere relevante mensenrechtenverdragen en heeft zich voor wat betreft de positie van eiser gebaseerd op onder meer de mensenrechtenrapporten van het US State Department van 2016 en 2017 en informatie van de UNHCR van 2015 en recentere jaren. Daaruit volgt dat er geen gevallen van refoulement hebben plaatsgevonden in die jaren. De wetgeving voorziet in het geven van asiel en de vluchtelingenstatus, en er bestaat een nationaal systeem waarmee bescherming wordt geboden aan vluchtelingen. Uit de informatie van de UNHCR blijkt dat Zuid-Afrika een uitgebreide vreemdelingenwetgeving kent en dat ook mensen uit Zimbabwe daar een beroep op kunnen doen. Dat geldt ook voor LHBTI-vluchtelingen, waarvoor ook speciale opvangmogelijkheden en hulporganisaties bestaan. Verder blijkt volgens verweerder ook uit de Country Background Note South Africa van het Britse Home Office van augustus 2020 dat de politie optreedt en homofoob en xenofoob geweld aanpakt.
9. Eiser heeft er onder andere op gewezen dat de mensenrechtensituatie in Zuid-Afrika niet is verbeterd en dat de autoriteiten geen daadwerkelijke bescherming bieden. Eiser heeft dit standpunt onderbouwd door te verwijzen naar informatie die ook in het Britse Home Office rapport van augustus 2020 is opgenomen.
9. Tegen de achtergrond van verweerders beoordeling dat Zuid-Afrika geen veilig land van herkomst is en het beeld dat naar voren komt uit de informatie waarop verweerder zich beroept en de informatie waar eiser naar verwijst, concludeert de rechtbank dat verweerder ontoereikend heeft gemotiveerd dat Zuid-Afrika in het algemeen voor vreemdelingen als eiser, afgezet tegen de maatstaf van de beginselen die in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb zijn vermeld, een veilig derde land is. Verweerder heeft eisers asielaanvraag daarom ten onrechte niet-ontvankelijk geacht op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven.
10. De vraag of eiser een band met Zuid-Afrika heeft en of hij daar toegelaten zal worden, hoeft gelet op voorgaande conclusie niet besproken te worden.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3 punten op (1 punt voor het beroepschrift en 2 punten voor het verschijnen op beide zittingen en 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze na de aanvullende motivering van verweerder). Die punten hebben een waarde van € 534,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt in totaal € 1.869,-.