ECLI:NL:RBDHA:2021:1608

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
NL20.21645
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Slovenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Pakistaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Slovenië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij onder druk een asielaanvraag in Slovenië heeft ingediend en dat hij daar gedetineerd is geweest.

Tijdens de zitting op 20 januari 2021 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn asielaanvraag onder druk is ingediend en dat Slovenië zijn internationale verplichtingen nakomt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verantwoordelijkheid van Slovenië voor de behandeling van de asielaanvraag vaststaat, aangezien Nederland een terugnameverzoek heeft gedaan dat door Slovenië is geaccepteerd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over detentie en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Slovenië opnieuw in detentie zal worden geplaatst. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.21645

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Igdeli),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.21646, plaatsgevonden op 20 januari 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2002 en de Pakistaanse nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 10 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Slovenië een verzoek om terugname gedaan. Slovenië heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser voert aan dat hij niet uit vrije wil een asielaanvraag in Slovenië ingediend, maar dat hij dit heeft gedaan onder (psychische) druk. Eiser is, in strijd met internationale verplichtingen, gedetineerd geweest in Slovenië. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat eiser geen stukken heeft overgelegd om zijn detentie te onderbouwen. Bij terugkeer naar Slovenië wordt eiser mogelijk weer gedetineerd. In de zienswijze heeft eiser verwezen naar een rapport van het USDOS van 11 maart 2020 en een rapport van InfoKolpa van 1 april 2019 over, onder andere, het weigeren van asielzoekers aan de Sloveens-Kroatische grens. Volgens eiser zien deze rapporten ook op zijn situatie. Gelet op deze rapporten heeft hij er geen vertrouwen in dat de Sloveense autoriteiten zijn asielaanvraag in overeenstemming met de geldende regels zal behandelen. Tot slot voert eiser aan dat het voor hem in de praktijk niet mogelijk is om te klagen over misstanden bij de Sloveense autoriteiten. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling moeten nemen, aldus eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat eiser een asielaanvraag heeft ingediend in Slovenië. Eisers stelling dat hij dit onder druk heeft gedaan, is niet onderbouwd. Daarnaast blijkt dit ook niet uit eisers verklaringen tijdens het aanmeldgehoor. Met het accepteren van het terugnameverzoek staat de verantwoordelijkheid van Sloveense autoriteiten voor het behandelen van eisers asielaanvraag vast. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan verweerder ervan uitgaan dat Slovenië zijn internationale verplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval anders is.
6. Eiser is daarin niet geslaagd. Eiser heeft geen documenten over zijn gestelde detentie in Slovenië overgelegd. Verweerder heeft dit aan eiser mogen tegenwerpen. Het ligt immers op de weg van eiser om zijn relaas aannemelijk te maken. Eiser heeft ook niet onderbouwd dat geen rechtmatigheidsbeoordeling heeft plaatsgevonden tijdens zijn gestelde detentie. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat niet is gebleken dat de gestelde detentie niet in overeenstemming zou zijn met de internationale verplichtingen. Niet aannemelijk is gemaakt dat eiser bij terugkeer naar Slovenië in detentie zal worden geplaatst. Eiser heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld op basis waarvan aangenomen zou moeten worden dat hem dit daadwerkelijk zal overkomen. In het geval dat eiser in strijd met internationale verplichtingen in detentie wordt geplaatst of indien de Sloveense autoriteiten op een andere wijze in strijd met die verplichtingen handelen, geldt dat eiser zich daarover kan beklagen bij de (hogere) Sloveense autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid voor hem niet bestaat of bij voorbaat kansloos is. De enkele stelling dat hij niet wegwijs is in Slovenië en de taal niet spreekt, is onvoldoende voor een ander oordeel. Niet is gebleken dat eiser geen toegang kan krijgen tot tolkendiensten of de hulp van derden niet kan inroepen.
7. Met het claimakkoord hebben de Sloveense autoriteiten gegarandeerd dat zij eisers asielaanvraag inhoudelijk zullen behandelen met inachtneming van de geldende Europese asielrichtlijnen. Van een mogelijke
pushbackzal daarom geen sprake zijn. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de twee rapporten van het USDOS en InfoKolpa ook zien op Dublinclaimanten.
8. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening eisers asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.