ECLI:NL:RBDHA:2021:16064

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
NL21.16026, NL21.16028, NL21.16030 en NL21.16031
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Pakistaanse christenen met risico op vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2021 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van vier Pakistaanse christenen. De aanvragen werden afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die oordeelde dat de asielrelaas van de eisers niet geloofwaardig was. De eisers, een gezin bestaande uit twee ouders en twee kinderen, voerden aan dat zij in Pakistan te vrezen hadden voor vervolging vanwege hun geloof. De rechtbank behandelde het beroep op 9 november 2021, waarbij de eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeerde dat de eisers tot een risicogroep behoren, maar dat hun specifieke vrees voor vervolging niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij persoonlijk in Pakistan te vrezen hadden voor vervolging of een reëel risico liepen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank vond dat de argumenten van de eisers onvoldoende waren om de afwijzing van hun aanvragen te weerleggen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.16026, NL21.16028, NL21.16030 en NL21.16031
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser 1], V-nummer: [V-nummer] , eiser 1,
[eiseres 1] ,V-nummer: [V-nummer] , eiseres 1,
[eiser 2] ,V-nummer: [V-nummer] , eiser 2
[eiseres 2] ,V-nummer: [V-nummer] , eiseres 2, samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. T. Thissen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Procesverloop

Bij besluiten van 5 oktober 2021 heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.1
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw R.B. Raj. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eisers zijn van Pakistaanse nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum] 1967 respectievelijk [geboortedatum] 1970, [geboortedatum] 1992 en [geboortedatum] 1995. Eisers vormen een gezin.
2. Eisers hebben ter onderbouwing van hun asielrelaas het volgende aangevoerd. Eisers zijn christen. De zoon van het gezin [eiser 2] was in Pakistan getrouwd met een moslima. Om dat huwelijk mogelijk te maken heeft eiser 2 zich alleen op papier bekeerd tot de islam. Eiser
1. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 en zijn (inmiddels) ex-echtgenote hadden afgesproken dat zij allebei hun eigen geloof zouden blijven praktiseren. Kort na het huwelijk is de ex-echtgenote van eiser 2 teruggekomen op deze afspraak en wilde dat eiser 2 zich daadwerkelijk tot de islam zou bekeren. Eiser 2 weigerde dat en daarom zijn hij en zijn ex-echtgenote gescheiden. Door het huwelijk met een christen is de eer van de ex-echtgenote aangetast en daarom wilde haar familie wraak nemen op eiser 2. Vervolgens is eiser 2 in 2014 en 2019 aangevallen door de twee broers van zijn ex- echtgenote. Daarop hebben eisers besloten om Pakistan te verlaten.
Standpunt van verweerder
3. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers;
Het huwelijk en de scheiding van eiser 2 met een islamitische vrouw;
De problemen als gevolg van het huwelijk en de scheiding.
4. De asielrelazen van eiseressen bevatten naast de bovenstaande elementen nog een extra element, namelijk hun eigen problemen in Pakistan vanwege hun religie.
5. Verweerder heeft vastgesteld dat eisers behoren tot een risicogroep, omdat zij christen zijn. Van het asielrelaas van eisers vindt verweerder het eerste en het tweede element geloofwaardig. Verweerder vindt het derde element van het asielrelaas echter ongeloofwaardig en heeft beslist dat eisers niet – ook niet met geringe indicaties – aannemelijk hebben gemaakt dat zij persoonlijk in Pakistan te vrezen hebben voor vervolging of een reëel risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.2
6. Eisers zijn het hier niet mee eens. De rechtbank gaat hieronder in op de geschilpunten.
Over element 3: de problemen als gevolg van het huwelijk en de scheiding
7. Eisers hebben – samengevat – aangevoerd dat verweerder hen ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij onlogisch hebben verklaard over de problemen in Pakistan als gevolg van de echtscheiding van eiser 2. Verweerder heeft het derde element van het asielrelaas daarom ten onrechte ongeloofwaardig geacht, aldus eisers.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit element van het asielrelaas van eisers ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
9. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat het ongeloofwaardig is dat eiser 2 niet heeft nagedacht over de maatschappelijke gevolgen die een gemengd huwelijk zou veroorzaken. Zo heeft verweerder in het bestreden besluit vermeld dat een gemengd huwelijk in Pakistan een zeer gevoelig onderwerp is. Dit blijkt uit het Thematisch
2 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
ambtsbericht3 over de positie van ahmadi’s en christen in Pakistan 2017-2020 (hierna: het ambtsbericht) en eiser 2 heeft zelf ook bevestigd dat hij weet dat een dergelijk gemengd huwelijk gevoelig ligt. Verder is eiser 2 goed op de hoogte van de situatie van christenen in Pakistan en was hij toen het huwelijk werd gesloten al 22 jaar oud. Ook had eiser 2 voor het huwelijk al twee jaar een relatie met zijn ex-echtgenote en hield hij die relatie al die tijd geheim. Nu eiser 2 zijn relatie al twee jaar geheim hield, stelt verweerder niet ten onrechte dat het in de lijn der verwachtingen ligt dat eiser 2 heeft nagedacht over de gevolgen van het huwelijk. Verder wijst verweerder nog op het feit dat er voor een huwelijk een ceremonie van de bekering heeft plaatsgevonden en ook de buurtbewoners van eiser 2 dachten dat hij zich had bekeerd tot de islam.
10. De stellingen van eiser 2 dat het huwelijk geen doordachte keuze was en dat hij het huwelijk geheim hield, omdat het anders niet zou worden goedgekeurd door zijn familie. zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om af te doen aan het standpunt van
verweerder. Eiser 2 geeft hiermee namelijk geen opheldering over het punt dat hij weliswaar goed op hoogte zou zijn van de situatie van christen in Pakistan, maar desondanks niet heeft nagedacht over gevolgen van huwelijk. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft mogen aannemen dat het feit dat je in het geheim trouwt juist doet vermoeden dat je bewust ben van de mogelijke gevolgen van het huwelijk.
11. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd dat het ongeloofwaardig is dat de ex- echtgenote van eiser 2 zich ineens anders ging opstellen. Daarover heeft verweerder in het bestreden besluit namelijk vermeld dat de ex-echtgenote vlak voor het huwelijk nog had aangegeven dat ze niet hem kon vragen om zich feitelijk te bekeren tot de islam. Verweerder stelt niet ten terechte dat deze verklaring impliceert dat eiser 2 en zijn ex-echtgenote tijdens hun relatie met elkaar hebben gesproken over religie. Ook heeft verweerder in het bestreden besluit vermeld dat de ex-echtgenote er eerder nooit problemen mee leek te hebben dat eiser 2 christen was.
12. Tegen deze argumenten van verweerder brengt eiser 2 in dat zijn ex-echtgenote zich anders ging opstellen na de gesprekken met haar zus. Over deze gesprekken stelt verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht dat de inhoud van deze gesprekken op een aanname is gebaseerd en dat de inhoud van deze gesprekken op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt. Bovendien heeft eiser 2 pas in de zienswijze naar voren gebracht dat de gesprekken met de zus de reden waren dat zijn ex-echtgenote zich ineens zo anders ging opstellen. In het nader gehoor heeft eiser 2 echter nog verklaard dat hij niet wist waarom zijn ex-echtgenote zich ineens zo anders opstelde. Verweerder stelt niet ten onrechte dat het vreemd is dat eiser 2 pas achteraf met deze toelichting komt en dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het relaas.
13. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit ook voldoende gemotiveerd dat het niet geloofwaardig is dat de familie van de ex-echtgenote zo religieus was. Verweerder heeft daarover vermeld dat eiser 2 over de familie van zijn ex-echtgenote in eerste instantie alleen maar verklaart dat de mannelijke familieleden baarden hebben en zij vijf keer per gingen bidden. Verder kon de ex-echtgenote van eiser 2 zich kennelijk vrij bewegen, want zij
mocht ook bij een christelijke familie wonen. Eiser 2 stelt daar tegenover dat zijn ex-
3 in bijzonder paragraaf 2.3.4.9. over gemengde huwelijken.
echtgenote eerst niet bij zijn gezin mocht wonen en dat haar familie aangifte had gedaan van ontvoering van hun dochter. Deze stelling van eiser 2 geeft de rechtbank echter geen grond voor een ander oordeel. Weliswaar heeft eiser 2 in het nader gehoor verklaard dat hij en zijn vader naar het politiebureau moesten komen, maar eiser 2 heeft niet verklaard dat dit iets te maken had met de aangifte van de ontvoering. Pas in de zienswijze brengt eiser 2 de aangifte van ontvoering naar voren. De zienswijze is er echter niet voor bedoeld om met nieuwe verklaringen te komen, tenzij hier een goede reden voor is. Deze reden ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank.
14. Daarnaast heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de familie van de ex-echtgenote wrok koesterde tegenover eiser 2. In het bestreden besluit heeft verweerder daarover vermeld dat uit de echtscheidingsverklaring van eiser 2 en zijn ex-echtgenote niet blijkt dat sprake is van onenigheid. Verder heeft eiser 2 de eerste mishandeling door de twee broers van zijn ex-echtgenote niet met (indicatieve) documenten aannemelijk gemaakt. Ook zijn eisers na de gestelde mishandeling in Karachi blijven wonen en hebben deelgenomen aan het leven daar. Daarnaast is het niet geloofwaardig dat een winkelier in Lahore weet van het huwelijk en de niet oprechte bekering van eiser 2. Tot slot heeft verweerder in bestreden besluit vermeld dat eiser 2 een openbaar account heeft op social media waarop onder meer staat in welke wijk eiser woont. Dit is volgens verweerder een aanwijzing dat eisers zich niet schuil hielden.
15. De stellingen die eiser 2 tegen dit standpunt van verweerder heeft ingebracht zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om hieraan af te doen. Over de winkelier in Lahore stelt verweerder terecht dat Karachi en Lahore allebei steden zijn met miljoenen inwoners en dat het daarom zeer onwaarschijnlijk is dat een winkelier in Lahore eiser 2 herkent en weet van het huwelijk. Dat op het sociale media account van eiser 2 ook staat vermeld dat hij christen is op zichzelf nog geen reden is om aan te nemen dat eiser 2 in Pakistan een gegronde vrees heeft voor vervolging. Tot slot maakt het enkele feit dat er nooit contact is geweest tussen eisers en de familie van zijn ex-echtgenote nog niet dat er sprake was van wrok op het moment dat zij gingen scheiden. Zoals verweerder terecht stelt blijkt uit de vertaling van echtscheidingsakte niet dat sprake is van onenigheid tussen beide families. De tekst van de akte is neutraal en uit de tekst blijkt dat beide families hebben ingestemd met de scheiding.
16. Tot slot heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat het niet geloofwaardig is dat eiser 2 in 2019 opnieuw is mishandeld door de twee broers van zijn ex-echtgenote. In het bestreden besluit staat vermeld dat niet is gebleken dat eiser 2 vijf jaar na de scheiding nog in de negatieve belangstelling stond van de familie van zijn ex-echtgenote. Eiser heeft in het nader gehoor namelijk verklaard dat er na in het incident in 2014 helemaal geen contact meer is geweest met zijn ex-echtgenote of haar familie. Verder heeft eiser 2 niet kunnen uitleggen hoe de twee broers op de hoogte zijn geraakt van het feit dat eiser 2 een nieuwe relatie had met een christelijk meisje. Bovendien zijn eisers nog vijf maanden na het incident in hun woonplaats gebleven en hebben eiser 2 en eiser 1 allebei nog gewerkt. Eiser 2 brengt tegen deze argumenten van verweerder in dat zijn nieuwe relatie met een christelijk meisje een logische verklaring is voor de nieuwe aanval door de twee broers. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser 2 naar het ambtsbericht. Deze stelling van eiser 2 doet niet af aan het oordeel van de rechtbank. Weliswaar blijkt uit dit ambtsbericht dat aanvallen op bekeerden nog jaren nadat ze van religie zijn veranderd (opnieuw) kunnen
plaatsvinden, maar hiermee heeft eiser 2 het incident met de twee broers nog niet aannemelijk gemaakt. Verweerder stelt hierover namelijk terecht dat de informatie in ambtsbericht niet op eiser 2 persoonlijk ziet.
17. Gelet op het bovenstaande concludeert de rechtbank dat verweerder het derde element van het asielrelaas van eisers ongeloofwaardig heeft mogen vinden.
Geringe indicaties
18. Eisers voeren verder aan dat er geringe indicaties zijn op grond waarvan zij in aanmerking moeten komen voor een asielvergunning. Christenen kunnen bij terugkeer naar Pakistan namelijk problemen krijgen met de Federal Investigative Agency (FIA). Verder is het in Pakistan onmogelijk om afstand te doen van de islam. Als eiser 2 zich bij terugkeer weer openlijk als christen gedraagt, wordt hij door de buurtbewoners gezien als afvallige. Tot slot registreert de NADRA4 huwelijken uit zichzelf. Daarom zou door Pakistaanse autoriteiten op enig moment gezien kunnen worden dat eiser 2 voor het huwelijk met zijn ex-echtgenote is bekeerd tot de islam en daarna nog een paspoort heeft aangevraagd waarin staat dat hij christen is.
19. De rechtbank stelt vast dat partijen het er over eens zijn dat eisers als christen behoren tot een voor Pakistan aangewezen risicogroep. Dat betekent dat geringe indicaties voldoende zijn om aannemelijk te maken dat in Pakistan voor eisers een gegronde vrees voor vervolging bestaat. Deze geringe indicaties moeten volgen uit geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen.5
20. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen beslissen dat eisers niet met geringe indicaties aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor vervolging of een reëel risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
21. Verweerder stelt terecht dat uit het ambtsbericht blijkt dat de problemen voor christenen sterk afhankelijk zijn van het individuele geval. Of christenen bij terugkeer in Pakistan daadwerkelijk problemen zullen ondervinden hangt daarom sterk af van het profiel van de betreffende persoon en de individuele situatie. De problemen als gevolg van het huwelijk zijn geen geringe indicatie, want daarover heeft de rechtbank in 8-17 al geoordeeld dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat verklaringen van eisers daarover ongeloofwaardig zijn. Behalve de problemen als gevolg van het huwelijk hebben eisers geen andere feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat zij op een andere manier problemen hebben gehad met hun geloof.
22. Daarnaast heeft verweerder ook voldoende gemotiveerd dat eiser 2 niet zal worden gezien als afvallige. In dit kader heeft verweerder aan eisers mogen tegenwerpen dat zij na de scheiding van eiser 2 nog lange tijd in Karachi hebben gewoond en blijkbaar nooit problemen hebben ondervonden met de buurtbewoners. Eiser 2 heeft niet inzichtelijk kunnen maken waarom hij bij terugkeer naar Pakistan nu wel zou worden gezien als
4 National Database and Registration Authority.
5 Dit volgt uit paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencircula ire 2000 (Vc).
afvallige. Bovendien heeft eiser 2 zelf verklaard dat hij zich nooit als moslim heeft gedragen. Gelet op deze verklaring mag verweerder dan ook van eisers verwachten dat zij kunnen uitleggen wat er nu anders is en waarom eiser 2 nu wel zou worden gezien als afvallige van de islam.
23. De stelling van eisers dat in de gegevens van de NADRA op enig moment gezien zou kunnen worden dat eiser 2 alleen maar voor het huwelijk is bekeerd tot de islam, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder stelt daarover namelijk terecht dat eiser 2 tegenstrijdig heef verklaard over de registratie van het huwelijk in de NADRA. Volgens de verklaringen van eiser in het nader gehoor is de wijziging van zijn religie niet doorgegeven aan de NADRA en kon hij daarom in 2019 een paspoort aanvragen met daarop aangegeven dat hij christen is. Vervolgens stelt eiser in de zienswijze dat de Pakistaanse overheid zelf huwelijken registreert in de NADRA en daarom alsnog ontdekt kan worden dat bekering van eiser 2 niet oprecht was. Los van het feit of de NADRA huwelijken uit zichzelf registreert, heeft eiser na het huwelijk nog zonder problemen een paspoort kunnen aanvragen waarin staat dat hij christen is. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat niet valt in zien waarom op basis van de gegevens in de NADRA nu zou worden ontdekt dat eiser 2 niet oprecht is bekeerd.
Conclusie
24. De aanvragen zijn niet ten onrechte afgewezen als ongegrond.. Eisers komen niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
25. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
18 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie
Mr. C.M. Dijksterhuis Rechter
Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.