ECLI:NL:RBDHA:2021:16063

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
NL21.11146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Procedureel rechtmatig verblijf in Portugal en de reikwijdte van de Terugkeerrichtlijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. V.M. Oliana, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J. Raaijmakers. De eiser, die stelt de Braziliaanse nationaliteit te bezitten, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning in Portugal ingediend en voerde aan dat hij daarom rechtmatig verblijf had in Portugal. Hij was het niet eens met het terugkeerbesluit en inreisverbod dat hem door de Staatssecretaris was opgelegd, en stelde dat de Staatssecretaris hem had moeten opdragen om naar Portugal te vertrekken in plaats van een terugkeerbesluit op te leggen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiser een aanvraag voor een verblijfsvergunning in Portugal had ingediend, maar dat hierop nog niet was beslist. De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 6, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn (Tri) een onderdaan van een derde land die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft en in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf, moet worden opgedragen zich naar het grondgebied van die andere lidstaat te begeven. De rechtbank concludeert dat het procedurele rechtmatige verblijf van eiser in Portugal niet valt onder de term "verblijfsvergunning of andere vorm van toestemming tot verblijf" zoals bedoeld in de Tri, omdat dit verblijf van tijdelijke aard is en niet voldoet aan de vereisten van een verblijfsrecht van zekere en bestendige duur.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.11146
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. V.M. Oliana), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Braziliaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1994. Hij voert aan dat hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning in Portugal heeft ingediend en dat hij daarom rechtmatig verblijf heeft in Portugal. Op grond van artikel 6, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn (Tri) meent eiser dat verweerder geen terugkeerbesluit mocht opleggen. Daarentegen had verweerder eiser moeten opdragen om naar Portugal te vertrekken.
2. Uit artikel 6, tweede lid, van de Tri volgt, voor zover van belang, dat de onderdaan van een derde land die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft en in het bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf, wordt opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van die andere lidstaat te begeven.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser een aanvraag voor een verblijfsvergunning in Portugal heeft ingediend. Op deze aanvraag is nog niet beslist. Hangende de
aanvraagprocedure heeft eiser rechtmatig verblijf in Portugal. Partijen verschillen van mening over de vraag of dit procedurele rechtmatige verblijf valt onder de reikwijdte van de term “geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf”, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Tri.
4. Uit paragraaf 5.4 van het ‘Terugkeerhandboek’, aanbeveling EU 2017/2338, van de Europese Commissie, blijkt, voor zover van belang, als volgt:
‘’De zinsnede „verblijfsvergunning of een andere vorm van toestemming tot verblijf” is zeer ruim en omvat elke door een lidstaat toegekende status of afgegeven verblijfsvergunning die een recht op legaal verblijf biedt, en niet alleen een aanvaarding van tijdelijk uitstel van terugkeer/verwijdering. De zinsnede heeft betrekking op het volgende:
-
visa voor een verblijf van lange duur (verlenen duidelijk een verblijfsrecht);
-
tijdelijke humanitaire verblijfsvergunningen (voor zover deze een verblijfsrecht verlenen en niet slechts een uitstel van terugkeer);
-
verlopen verblijfsvergunningen op basis van een nog geldige internationale beschermingsstatus (de status van internationale bescherming is niet afhankelijk van de geldigheid van het document waaruit die status blijkt);
-
geldige visa in een ongeldig (verlopen) reisdocument overeenkomstig de desbetreffende wetgeving van de Unie is het niet toegestaan een visum af te geven dat langer geldig is dan het paspoort. In de praktijk zou dus nooit een geldig visum in een verlopen paspoort mogen voorkomen. Indien dit geval zich toch voordoet, mag de betrokken onderdaan van een derde land niet ten onrechte worden gestraft. Zie voor nadere richtsnoeren over de desbetreffende visumregels het geactualiseerde Visumhandboek — deel II, punten 4.1.1 en 4.1.2.
(2)
Deze zinsnede is een allesomvattende bepaling die ook de gevallen omvat die uitdrukkelijk zijn uitgesloten van de definitie van „verblijfsvergunning” in artikel 2, lid 16, onder b), onder i) en ii), van de Schengengrenscode.
De zinsnede heeft geen betrekking op de volgende gevallen:
-
verlopen verblijfsvergunningen op basis van een verlopen verblijfsstatus;
-
nagemaakte, valse en vervalste paspoorten of verblijfsvergunningen;
-
documenten waaruit een tijdelijk uitstel van verwijdering blijkt;
-
gedoogsituaties (voor zover gedogen geen wettelijk verblijfsrecht impliceert).”
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het procedurele rechtmatige verblijf van eiser in Portugal niet valt onder de term “een verblijfsvergunning of andere vorm van toestemming tot verblijf”, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Tri. Uit de toelichting die de Europese Commissie heeft gegeven, blijkt namelijk dat het moet gaan om een verblijfsrecht van een zekere en bestendige duur. Een procedureel verblijfsrecht is naar zijn aard onzeker en in de regel van korte(re) duur. Zo’n verblijfsrecht is vergelijkbaar met een vorm van tijdelijk uitstel van vertrek. Verweerder heeft eiser dus terecht geen opdracht gegeven om naar Portugal te vertrekken. In plaats daarvan heeft verweerder aan eiser terecht een terugkeerbesluit opgelegd.
6. Eiser heeft de gronden van het terugkeerbesluit niet bestreden. Evenmin heeft eiser beroepsgronden gericht tegen het inreisverbod.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
22 juli 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. R.J.A. Schaaf T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [geboortedatum]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.