ECLI:NL:RBDHA:2021:16050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
NL21.8990
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die een asielaanvraag had ingediend op 13 april 2021, is op 8 mei 2021 vertrokken met onbekende bestemming (MOB). De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser op 3 juni 2021 buiten behandeling gesteld, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiser. Tijdens de zitting op 28 juni 2021 is eiser, samen met zijn gemachtigde, niet verschenen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen procesbelang meer had. De rechtbank oordeelde dat eiser zelf had gekozen om te vertrekken en dat er geen aanwijzingen waren dat hij niet uit eigen beweging was vertrokken. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de Staatssecretaris heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de Opvangrichtlijn. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de informatie van Stichting Nidos en het Centraal orgaan opvang asielzoekers (Coa) betrouwbaar was. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, 28 juni 2021, door rechter M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier L.M. Janssens - Kleijn.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8990
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.F.M. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep tezamen met de zaak NL21.8991 op 28 juni 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Het beroep is niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
2. Eiser heeft op 13 april 2021 een asielaanvraag ingediend. Volgens informatie van Stichting Nidos is eiser sinds 8 mei 2021 vertrokken met onbekende bestemming (MOB) en het Centraal orgaan opvang asielzoekers (Coa) heeft eiser op 10 mei 2021 MOB gemeld. zaaknummer: NL21.8990 2
Verweerder mag uitgaan van de juistheid van de informatie van Stichting Nidos en het Coa en ook de rechtbank gaat hiervan uit, omdat er geen aanknopingspunten zijn om aan deze informatie te twijfelen. Eisers gemachtigde is over eisers’ vertrek met onbekende bestemming door verweerder geïnformeerd in een brief van 18 mei 2021. Anders dan de gemachtigde van eiser vindt de rechtbank deze berichtgeving tijdig en ziet de rechtbank daarin geen tekortkomingen.
De gemachtigde van eiser heeft verweerder geen informatie over eisers’ vertrek of verblijfplaats gegeven en ook uit het beroepschrift is niet af te leiden dat hij nog contact heeft met eiser. Als de gemachtigde nog wel contact had met eiser dan had het op zijn weg gelegen om dat onder de aandacht van verweerder te brengen.
3. De rechtbank volgt de gemachtigde niet in zijn standpunt dat verweerder onderzoek had moeten doen naar de verblijfplaats van eiser en de redenen van zijn vertrek met onbekende bestemming. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de aanname van de gemachtigde van eiser dat eiser mogelijk niet uit eigen beweging is vertrokken, bijvoorbeeld omdat hij slachtoffer zou zijn geworden van mensenhandelaren. Verweerder heeft voor de opvang van eiser voldaan aan de verplichtingen uit de Opvangrichtlijn en van verweerder kan niet verwacht worden dat hij bijhoudt wat asielzoekers doen en laten, ook niet als de asielzoeker mogelijk minderjarig zou zijn. [1] Eiser heeft er kennelijk zelf voor gekozen om te vertrekken. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat eiser vanaf het begin van de procedure een paar keer heeft aangegeven dat hij geen asiel wil aanvragen en dat het ook daarom niet onaannemelijk is dat eiser zich bedacht heeft en is vertrokken. De rechtbank is overigens van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser aangemerkt kan worden als meerderjarig, omdat de Kmar eiser als evident meerderjarig heeft aangemerkt en eiser vervolgens niet heeft meegewerkt aan het leeftijdsonderzoek dat verweerder had georganiseerd. Het beroep op het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) kan alleen daarom al niet slagen.
4. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat eiser geen belang meer hecht aan zijn asielaanvraag en aan deze procedure. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2021 door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens - Kleijn, griffier.
zaaknummer: NL21.8990 3
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
28 juni 2021
Mr. M.C. Verra
Rechter
Rechtbank Midden-Nederland
L.M. Janssens - Kleijn
Griffier
Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Richtlijn 2013/33EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (herschikking).