In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling te stellen. Eiseres, van Belarussische nationaliteit, had op 1 juni 2021 een derde opvolgende aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat er twee vertalingen van stukken ontbraken. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, bijgestaan door haar gemachtigde en een pastoraal begeleider. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de rechtbank onmiddellijk uitspraak deed.
De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de aanvraag ten onrechte buiten behandeling had gesteld. De rechtbank benadrukte dat eiseres voldoende relevante informatie had ingediend en dat de ontbrekende vertalingen van twee documenten niet zo wezenlijk waren dat dit de afwijzing van de aanvraag rechtvaardigde. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
De rechtbank concludeerde dat de aanvraag niet impliciet was ingetrokken en dat de procedure voortgezet moest worden. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en de rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand gelaten, omdat de aanvraag nog inhoudelijk beoordeeld moest worden.