In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, had een aanvraag voor een asielvergunning ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 26 april 2021, waarin zijn aanvraag als ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 19 mei 2021 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de relatie van eiser met een vrouw, met wie hij een relatie had, beoordeeld. De staatssecretaris had deze relatie niet geloofwaardig geacht, ondanks dat de identiteit en herkomst van eiser wel als geloofwaardig werden erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de relatie niet geloofwaardig was en dat er niet adequaat is doorgevraagd naar de risico's die eiser liep door deze relatie aan te gaan. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.068,-.