ECLI:NL:RBDHA:2021:16036
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en ingebrekestelling na inwerkingtreding Tijdelijke wet opschorting Dwangsommen IND
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft in overweging genomen dat eiser op 21 januari 2020 een asielaanvraag heeft ingediend, waarbij de wettelijke beslistermijn eindigde op 21 augustus 2020. Echter, door de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet opschorting Dwangsommen IND op 11 juli 2020, is de beslistermijn opgeschort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling van eiser, die op 1 oktober 2020 is ingediend, niet geldig is, omdat deze na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet is gedaan. Hierdoor kon eiser geen beroep meer instellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.
De rechtbank heeft verder overwogen dat, volgens de Tijdelijke wet, een betrokkene niet meer in beroep kan gaan als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, tenzij de beslistermijn vóór de inwerkingtreding van de wet is verstreken en de betrokkene het bestuursorgaan voor die datum in gebreke heeft gesteld. Aangezien de ingebrekestelling na de inwerkingtreding van de wet is gedaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is op 8 april 2021 bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.