ECLI:NL:RBDHA:2021:16033
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- C.M. Dijksterhuis
- A.M. Zwijnenberg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een Marokkaanse vrouw geboren in 1945, had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. Deze aanvraag was op 14 december 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat de zitting plaatsvond, verklaarde de Staatssecretaris het bezwaar van verzoekster ongegrond bij besluit van 12 maart 2021. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd behandeld in het kader van dit beroep. Tijdens de zitting op 21 juni 2021 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en ook haar dochter en kleindochter waren aanwezig. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter overwoog dat er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep met zaaknummer NL21.5417, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Om deze reden werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.