ECLI:NL:RBDHA:2021:16025
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening beëindiging Rva-verstrekking asielzoeker
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een asielzoeker, had eerder uitstel van vertrek gekregen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Gedurende deze periode ontving zij Rva-verstrekking. Echter, op 13 december 2021 heeft het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Coa) haar medegedeeld dat deze verstrekking per 25 december 2021 zou eindigen. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om de beëindiging van de Rva-verstrekking te voorkomen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. De rechter overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. In dit geval was er echter geen aanleiding om de beëindiging van de Rva-verstrekking te voorkomen. Verzoekster had vanaf 26 november 2021 geen rechtmatig verblijf meer en de Rva-verstrekking eindigde vier weken na die datum. Bovendien was er geen acute medische noodsituatie aangetoond die een uitzondering op de beëindiging van de verstrekking rechtvaardigde.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster, hoewel zij haar Rva-voorziening liever wilde behouden, niet in een situatie verkeerde waarin haar noodzakelijke medische behandelingen in gevaar zouden komen. De uitspraak werd telefonisch meegedeeld en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.