ECLI:NL:RBDHA:2021:16023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (LEMA) opgelegd had gekregen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, dat op 8 januari 2016 was genomen en op 15 december 2020 opnieuw was verzonden. Tijdens de zitting, die via een Skypeverbinding plaatsvond, hebben zowel verzoeker als zijn gemachtigden alsook de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoeker op dat moment geen spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening. De rechter overwoog dat verzoeker het besluit op zijn bezwaarschrift moest afwachten, aangezien het betalen van de kosten van de LEMA geen problemen opleverde. Bovendien was er een verwachting dat het bezwaar van verzoeker behandeld zou worden voordat hij voor de cursus zou worden opgeroepen, mede door de coronamaatregelen die de cursus vertraagden.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep mogelijk is. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8238

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

14 januari 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigden: mr. R.R. Raghoebir en mr. P. Geervliet),
tegen
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. J.J. Kwant).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2016 (bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker een Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (hierna: LEMA) opgelegd.
Bij brief van 15 december 2020 heeft verweerder dit besluit opnieuw aan verzoeker verzonden.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een Skypeverbinding op 14 januari 2021. Daaraan hebben verzoeker en zijn gemachtigden en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. De aard van een verzoek om een voorlopige voorziening veronderstelt een actueel spoedeisend belang.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker op dit moment geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening en van hem verwacht kan worden dat hij het besluit op zijn bezwaarschrift afwacht. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat het betalen van de kosten van de LEMA geen problemen oplevert, zoals verzoeker ter zitting heeft gezegd. Als in bezwaar blijkt dat de verplichting om deel te nemen aan de LEMA onterecht is opgelegd, zal verweerder het daarvoor betaalde bedrag aan verzoeker terugbetalen. Daarnaast laat de cursus op zich wachten. Vanwege de getroffen maatregelen tegen het coronavirus gaan de cursussen niet door. De verwachting is dat op verzoekers bezwaar is beslist voordat hij wordt opgeroepen voor de cursus, te meer daar ter zitting is gebleken dat verweerder binnen twee weken nadat verzoeker zijn verhinderdata heeft doorgegeven een hoorzitting zal houden.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.