ECLI:NL:RBDHA:2021:16008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
9516152/21-50695
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om billijke vergoeding afgewezen wegens schending wederindiensttredingsvoorwaarde

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek ingediend bij de kantonrechter om L’Exception B.V. te veroordelen tot het betalen van een billijke vergoeding van € 275.882,00 bruto, omdat de werkgever in strijd zou hebben gehandeld met de wederindiensttredingsvoorwaarde zoals vastgelegd in artikel 7:682 lid 4 sub b BW. De kantonrechter heeft op 22 december 2021 uitspraak gedaan. De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoeker] was sinds 1 januari 1999 in dienst bij L’Exception en vervulde de functie van [functie 1]. Na een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door L’Exception, heeft de kantonrechter deze ontbonden per 1 mei 2021. [verzoeker] stelde dat L’Exception binnen 26 weken na de beëindiging van zijn dienstverband een nieuwe medewerker, [naam 1], had aangenomen die dezelfde werkzaamheden verrichtte als hij. L’Exception betwistte dit en voerde aan dat de werkzaamheden van [verzoeker] grotendeels geautomatiseerd waren en dat de nieuwe medewerker andere taken vervulde. Tijdens de zitting op 24 november 2021 zijn beide partijen gehoord, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door zijn gemachtigde en L’Exception door haar gemachtigde en twee vertegenwoordigers.

De kantonrechter oordeelde dat [verzoeker] zijn verzoek onvoldoende had onderbouwd. Het bewijsrecht was van toepassing en [verzoeker] had niet aangetoond dat de werkzaamheden van [naam 1] gelijk waren aan die van hem. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van strijd met artikel 7:682 lid 4 BW, omdat L’Exception niet verplicht was om de functie van controller aan [verzoeker] aan te bieden. Het verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen en [verzoeker] werd veroordeeld in de proceskosten van L’Exception, vastgesteld op € 996,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Den Haag
Esm/c
Rep.nr.: 9516152/21-50695
Datum: 22 december 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. M. van de Wetering,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid L’Exception B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zoetermeer,
verwerende partij,
verder te noemen: L’Exception,
gemachtigde: mr. L. Passer.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om L’Exception te veroordelen ten laste van L’Exception een billijke vergoeding toe te kennen. L’Exception heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 24 november 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en L’Exception vertegenwoordigd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , bijgestaan door haar gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide gemachtigden hebben pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
L’Exception is een 100% dochtervennootschap van Activin Wine Group B.V. en vormt samen met haar zustervennootschappen Activin B.V. en Vintage 3.0 B.V. een van de belangrijkste wijnimporteurs- en distributeurs van Nederland. L’Exception exploiteert de onderneming die zich vrijwel uitsluitend bezig houdt met de verkoop en levering van wijnen aan de horeca.
2.2.
[verzoeker] , geboren op [geboortedag] 1968, is op 1 januari 1999 in dienst getreden bij de werkgever. De laatste functie die [verzoeker] vervulde, is volgens [verzoeker] die van [functie 1] en volgens L’Exception [functie 1] , met een salaris van € 4.069,25 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en bonus. De cao Drankindustrie en de Groothandel in Dranken is van toepassing.
2.3.
Op 8 juli 2020 heeft L’Exception toestemming gevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om het dienstverband wegens bedrijfseconomische redenen op te zeggen. Het Uwv heeft bij besluit van 19 oktober 2020 de toestemming aan L’Exception geweigerd.
2.4.
L’Exception heeft op 25 november 2020 een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend bij de kantonrechter te Den Haag.
2.5.
Bij beschikking van 3 maart 2021 heeft de kantonrechter te Den Haag de arbeids-overeenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2021 ontbonden.
2.6.
Op 11 augustus 2021 is [naam 1] (hierna: [naam 1] ) in dienst getreden bij L’Exception voor 28 uur per week in de functie van [functie 1] .
2.7.
Op 21 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [verzoeker] L’Exception aangeschreven over het schenden van de wederindiensttredingsbepaling.
2.8.
De gemachtigde van L’Exception heeft op 22 oktober 2021 [verzoeker] bericht dat zij niet heeft gehandeld in strijd met artikel 7:682 lid 4 sub b BW.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] heeft verzocht om L’Exception te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding van € 275.882,00 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening, en de kosten van de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden van € 3.154,00, als ook de proceskosten inclusief nakosten van € 100,00 en de explootkosten van de betekening, als deze plaatsheeft.
3.2.
Volgens [verzoeker] moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat L’Exception heeft gehandeld met de wederindiensttredingsbepaling als omschreven in artikel 7:682 lid 4 sub b BW. Op 11 oktober 2021 heeft [verzoeker] kennisgenomen van het feit dat L’Exception de werkzaamheden die voorheen door hem werden verricht door een ander laat verrichten. Uit het profiel van [naam 1] op LinkedIn blijkt immers dat zij per 1 augustus 2021, dus binnen de 26 weken termijn als genoemd in artikel 7:682 lid 4, als [functie 1] werkt voor L’Exception. Zij verricht dezelfde werkzaamheden als die [verzoeker] verrichtte voordat de arbeidsovereenkomst werd beëindigd. Ook werkt [naam 2] nog bij de administratie terwijl was gezegd dat zij bij de afdeling logistiek zou gaan werken. Zij verricht ook werkzaamheden die voorheen door [verzoeker] werden gedaan. L’Exception heeft [verzoeker] echter niet in de gelegenheid gesteld om zijn vroegere werkzaamheden te hervatten, waartoe zij wel gehouden was. Daarmee heeft L’Exception de wederindiensttredingsbepaling uit artikel 7:682 lid 4 BW geschonden. Daarom is er een billijke vergoeding verschuldigd.
3.3.
[verzoeker] stelt dat hij een inkomen zou hebben genoten van € 55.105,48 voor de begrote duur van bij na 9 jaar (107 maanden) en baseert dit op het rapport van Arbeidsmarktresearch. De geschatte inkomensschade begroot [verzoeker] op een bedrag van € 226.370,00. Daarnaast moet rekening worden gehouden met pensioenschade. Die wordt begroot op een bedrag van € 44.512,00. Omdat L’Exception heeft gehandeld met de wet (artikel 7:682 lid 4 BW), dient dit tot uiting te komen in de hoogte van de billijke vergoeding. Dit begroot [verzoeker] op een bedrag van € 5.000,00. In totaal verzoekt [verzoeker] dan ook een billijke vergoeding van € 275.882,00 bruto.
4. Het verweer
4.1.
L’Exception verweert zich en stelt dat het verzoek om ten laste van haar een billijke vergoeding toe te kennen, moet worden afgewezen. Daarnaast verzoekt zij [verzoeker] te veroordelen in de volledige proceskosten aan de zijde van L’Exception. L’Exception voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
4.2.
[verzoeker] was in dienst bij L’Exception als medewerker op de financiële afdeling. Bijna alle werkzaamheden van [verzoeker] zijn geautomatiseerd en daarmee weggevallen. Alle werkzaamheden van [verzoeker] zijn daardoor teruggebracht tot ongeveer 10 uur per week. Die uren en de werkzaamheden zijn over meerdere medewerkers verdeeld, waaronder de controllers. Dit is ook besproken tijdens de ontbindingsprocedure bij de kantonrechter. [naam 3] , [functie 1] , heeft zijn dienstverband beëindigd bij L’Exception en daarvoor in de plaats is [naam 1] aangenomen. Er is dus iemand vervangen, er is geen nieuw werk. [naam 1] heeft daarmee niet de werkzaamheden van [verzoeker] overgenomen; zij doet daadwerkelijk wat anders dan dat [verzoeker] deed. Het gaat hier om de feitelijke werkzaamheden die [naam 1] voor L’Exception verricht. Zij heeft de taken van de controller grotendeels overgenomen. [naam 1] houdt zich bezig met de gehele administratie van [X] , [Y] en [Z] , het opmaken van verslagen en rapportages, deze publiceren en intern bespreken met [naam 4] , [functie 2] en L’Exception, en het beheren van kassasystemen van het Restaurant en de Brasserie. Naast de taken van de controller verricht [naam 1] ook nog andere taken, te weten de gehele administratie van het Restaurant en de Brasserie. Hiervoor is kennis en ervaring in de horeca voor vereist. Dat zijn meer taken dan de vastleggingswerkzaamheden die [verzoeker] heeft verricht. Wat [naam 1] op LinkedIn zet over de werkzaamheden die zij voor L’Exception verricht, is buiten de macht van L’Exception. Hieraan kan [verzoeker] dan ook geen rechten ontlenen.
[naam 2] werkt nog bij L’Exception, maar zij is herplaatst naar de afdeling logistiek. Zij heeft dus een heel andere functie en doet dus ook geen werkzaamheden die [verzoeker] voorheen verrichtte. De door [verzoeker] overgelegde producties 18 tot en met 21 maken dit niet anders.
4.3.
Omdat [verzoeker] willens en wetens een procedure start waarvan hij weet dat die geen enkele kans van slagen heeft, moet hij in de volledige proceskosten worden veroordeeld.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [verzoeker] een billijke vergoeding moet worden toegekend. Daarbij draait het om de vraag of L’Exception binnen de termijn van 26 weken als bedoeld in artikel 7:682 lid 4 BW een medewerker de werkzaamheden van [verzoeker] laat verrichten zonder dat hij de voormalig werknemer, in dit geval [verzoeker] , in de gelegenheid heeft gesteld zijn vroegere werkzaamheden op de bij de L’Exception gebruikelijke voorwaarden te hervatten.
5.2.
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat in zaken die voortvloeien uit Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals deze zaak, het bewijsrecht in beginsel van toepassing is, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. In dit geval verzet de aard van de zaak zich niet tegen toepassing van het bewijsrecht.
5.3.
Omdat [verzoeker] zich beroept op de rechtsgevolgen van zijn stellingen, en omdat L’Exception deze stellingen gemotiveerd heeft weersproken, is het volgens de hoofdregels van het bewijsrecht aan [verzoeker] om zijn stellingen te bewijzen dat zijn stelling juist is. Er is geen aanleiding om in deze zaak de bewijslast bij L’Exception neer te leggen, zoals door [verzoeker] is bepleit.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verzoeker] zijn verzoek onvoldoende onderbouwd. Daartoe is het volgende redengevend.
5.5.
Uit artikel 7:682 lid 4, onderdeel b, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst is beëindigd aan die werknemer een billijke vergoeding kan toekennen indien de werkgever binnen een termijn van 26 weken de werkzaamheden van de werknemer door een ander laat verrichten, zonder dat de werkgever de voormalig werknemer in de gelegenheid heeft gesteld zijn vroegere werkzaamheden op de bij de werkgever gebruikelijke voorwaarden te hervatten.
5.6.
Vaststaat dat L’Exception binnen 26 weken als bedoeld in artikel 7:682 BW een nieuwe medewerker heeft aangenomen, te weten [naam 1] . L’Exception heeft echter gemotiveerd weersproken dat deze medewerker dezelfde werkzaamheden verricht als de werkzaamheden die [verzoeker] voor haar verrichtte.
5.7.
Allereerst is van belang vast te stellen welke werkzaamheden [verzoeker] bij L’Exception heeft verricht. Partijen zijn het eens dat in de tussen partijen gewezen de beschikking van de kantonrechter, als vermeld onder 2.5. van deze beschikking, de werkzaamheden van [verzoeker] juist staan opgesomd. De feitelijke werkzaamheden die [verzoeker] bij L’Exception verrichtte waren:
  • Het dagelijks handmatig invoeren en verwerken van de binnengekomen betalingen;
  • Het dagelijkse debiteurenbeheer;
  • Het dagelijks opstellen van incasso-opdrachten van de openstaande facturen;
  • Het dagelijks vastleggen van binnenkomende crediteurenfacturen, waarbij de per post binnenkomende creditfacturen moeten worden gescand en worden ingevoerd. daarnaast moeten de creditfacturen, ten behoeve van de controle van de boekhouding, door de medewerker worden geprint en voorondertekening aan de directie worden aangeboden, alvorens deze kunnen worden betaald;
  • Het wekelijks versturen van aanmaningen naar de debiteuren;
  • Het wekelijks voorbereiden van de betalingen aan de crediteuren, en
  • Het maandelijks vastleggen van de standaardboekingen in de boekhouding.
5.8.
Derhalve moet komen vast te staan dat [naam 1] deze werkzaamheden verricht. [verzoeker] heeft ter onderbouwing van zijn stelling verwezen naar de LinkedIn pagina van [naam 1] . Op deze LinkedIn pagina staat dat [naam 1] de functie van ‘ [functie 1] ’ bekleed bij L’Exception. Dat zij daarmee dezelfde werkzaamheden verricht als die van [verzoeker] , is niet gegeven. Op grond hiervan kan immers niet worden vastgesteld dat zij de op deze internetpagina genoemde werkzaamheden ook opgedragen heeft gekregen van L’Exception. [verzoeker] heeft voorts onweersproken gelaten dat [naam 1] de functie van een controller heeft overgenomen. Dat een deel van de werkzaamheden van [verzoeker] zijn overgenomen door de functie van controllers stond al vast. Maar daarmee is niet gezegd dat L’Exception op grond van artikel 7:682 lid 4 BW gehouden was de functie van controller, toen deze vacant kwam, aan [verzoeker] had moeten aanbieden. De werkzaamheden van een controller – zo staat tussen partijen – en als geoordeeld door de kantonrechter in de onder 2.5. genoemde beschikking, zijn niet gelijk aan die [verzoeker] heeft verricht bij L’Exception en zijn niet uitwisselbaar. Dat [verzoeker] de gehele administratie van het restaurant en de Brasserie heeft gedaan, is gemotiveerd weersproken. Op basis van hetgeen [verzoeker] heeft gesteld en uitgaande van zijn werkzaamheden als hiervoor weergegeven onder 5.7. kan niet komen vast te staan dat deze ook de werkzaamheden bij het Restaurant en de Brasserie in volle omvang behelsden.
5.9.
L’Exception heeft gemotiveerd weersproken dat [naam 2] nog administratieve werkzaamheden doet die [verzoeker] voorheen ook voor L’Exception heeft verricht. Van belang is dat onweersproken vast staat dat [naam 2] is geplaatst op een andere afdeling, namelijk op de afdeling logistiek. Omdat vast staat dat de werkzaamheden van [verzoeker] door automatisering voor het grootste deel, maar niet geheel zijn komen te vervallen, is het verklaarbaar dat andere mensen zich bezig houden met sommige werkzaamheden die [verzoeker] voorheen voor L’Exception heeft verricht, maar dat maakt nog niet dat er daarmee meer dan 10 uur beschikbaar is en dat deze werkzaamheden door L’Exception aan [verzoeker] hadden moeten worden aangeboden.
5.10.
De conclusie is dat [verzoeker] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de werkzaamheden die [naam 1] verricht voor L’Exception de werkzaamheden zijn die [verzoeker] voor L’Exception verrichtte, zodat er geen sprake is van strijd met artikel 7:682 lid 4 BW. Daarmee is er geen grond voor toekenning van een billijke vergoeding. De kantonrechter zal het verzoek van de werknemer daarom afwijzen. De nevenverzoeken delen het lot van het hoofdverzoek en worden daarom eveneens afgewezen.
5.11.
[verzoeker] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, omdat hij in het ongelijk wordt gesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af;
- veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van L’Exception tot en met vandaag vaststelt op € 996,00, te weten het salaris gemachtigde, een en ander onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW;
- verklaart deze beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare zitting van 22 december 2021.