ECLI:NL:RBDHA:2021:15912
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van eerdere aanvragen zonder nieuwe elementen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in de asielprocedure van eiser, afkomstig uit de Democratische Republiek Congo (DRC). Eiser heeft in het verleden meerdere aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend, die alle zijn afgewezen. De meest recente aanvraag, ingediend op 12 april 2021, is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 28 mei 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangedragen die relevant zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser had aangevoerd dat hij een brief had ontvangen van een advocaat in de DRC, waarin werd verwezen naar een verstekvonnis van 12 augustus 2017. De rechtbank oordeelde echter dat deze brief, evenals andere documenten die eiser had overgelegd, niet voldoende waren om de geloofwaardigheid van zijn verklaringen te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eerdere besluiten van de Staatssecretaris, waarin de aanvragen van eiser als kennelijk ongegrond en niet-ontvankelijk zijn verklaard, nog steeds van toepassing zijn. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden gepresenteerd die een herbeoordeling van zijn asielaanvraag rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.