ECLI:NL:RBDHA:2021:15905

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
Nl21.7862
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandeling stellen aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 8 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Malinese nationaliteit die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De aanvraag was op 23 april 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld, met de bepaling dat de eiser Nederland onmiddellijk moest verlaten en een inreisverbod voor twee jaar kreeg opgelegd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepstermijn van één week op 23 april 2021 is gaan lopen, en dat het beroep pas op 22 mei 2021 is ingediend, wat buiten de termijn valt. De rechtbank heeft ook overwogen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, aangezien het de verantwoordelijkheid van de eiser was om de stand van zaken omtrent zijn aanvraag te volgen. Eiser had geen contact opgenomen met zijn advocaat en was met onbekende bestemming vertrokken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser in verzuim is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier A.M. Slierendrecht, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.7862
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.Th.A. Bos),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 23 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld, bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.7863, plaatsgevonden op 8 juni 2021. Eiser is verschenen met zijn gemachtigde en diens kantoorgenoot mr. C. Kroon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Malinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000.
2. Op 26 januari 2021 heeft eiser een aanvraag voor een asielvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 18 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) ingediend. Het aanmeldgehoor heeft plaatsgevonden op 31 januari 2021. Vervolgens heeft het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers aan verweerder laten weten dat eiser met ingang van 17 maart 2021 met onbekende bestemming is vertrokken. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat verweerder de aanvraag van eiser in het bestreden besluit buiten behandeling heeft gesteld.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep buiten de daarvan geldende termijn van één week is ingediend. Het voornemen en het bestreden besluit zijn toegezonden aan mr. M.M. Woensel. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat mr. Woensel volgende de informatie van de Raad voor Rechtsbijstand stond geregistreerd als de advocaat van eiser. Mr. Woensel heeft in reactie op het voornemen van 8 april 2021 een zienswijze ingediend. Daarbij heeft hij vermeld dat hij geen contact kon krijgen met eiser, maar hij heeft niet vermeld dat hij niet (meer) de advocaat van eiser was. Door het bestreden besluit vervolgens toe te sturen aan mr. Woensel, heeft verweerder dat besluit dan ook op de juiste manier bekend gemaakt. Er was gezien het antwoord van de toenmalige advocaat voor verweerder geen reden om te twijfelen aan die bekendmaking. Op hem rustte geen onderzoeksplicht daaromtrent. Dat betekent dat de beroepstermijn van één week op 23 april 2021 is gaan lopen. Het beroep is ingesteld op 22 mei 2021 en dat is te laat.
4. Vervolgens is de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dat is niet het geval. Het is aan eiser om na het indienen van zijn asielaanvraag zelf na te gaan wat de stand van zaken is omtrent die aanvraag. Dat heeft eiser niet gedaan. Voor verweerder was daar geen taak weggelegd. In plaats van zelf naar de stand van zake te informeren, was eiser met onbekende bestemming vertrokken en heeft hij niets meer van zich laten horen. Ook als hij uit de opvang zou zijn weggestuurd omdat hij zich niet aan de regels heeft gehouden is dat hem zelf toe te rekenen. En ook dat stond er niet aan in de weg om zelf te informeren naar zijn aanvraag. Nu hij geen enkel initiatief heeft genomen, maar het bestreden besluit kennelijk op enig (willekeurig) moment uit zijn strafdossier is gelicht, is de rechtbank van oordeel dat eiser in verzuim is zodat de overschrijding niet verschoonbaar is.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2021. Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van het proces-verbaal.