ECLI:NL:RBDHA:2021:15902

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
AWB 21/1141 en AWB 21/238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 na uitzetting naar Frankrijk

In deze zaak heeft eiseres, een Iraanse vrouw geboren in 1994, op 5 januari 2021 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 11 januari 2021 afgewezen, met de motivatie dat eiseres, gezien haar medische situatie, in staat zou zijn om naar Frankrijk te reizen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

Voordat de zitting plaatsvond, heeft de Staatssecretaris op 18 februari 2021 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening als hangende het beroep werd beschouwd. De rechtbank heeft partijen toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres op 20 mei 2021 naar Frankrijk is uitgezet, waardoor zij geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van haar beroep. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de beoordeling van artikel 64 van de Vreemdelingenwet uitsluitend betrekking heeft op uitzetting vanuit Nederland. Aangezien eiseres niet meer in Nederland verblijft, kan zij met dit beroep niet meer bereiken dat haar uitzetting wordt tegengehouden.

De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 14 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/1141 en AWB 21/238
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 14 juni 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1994, van Iraanse nationaliteit, eiseres/verzoekster
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Ilic).

Inleiding en procesverloop

1. Eiseres/verzoekster (hierna te noemen: eiseres) heeft op 5 januari 2021 een aanvraag gedaan tot het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze aanvraag heeft verweerder op 11 januari 2021 (primair besluit) afgewezen omdat eiseres gezien haar medische situatie in staat is om naar Frankrijk te reizen.
1.1.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder op 18 februari 2021 (bestreden besluit) het bezwaar van eiseres (kennelijk) ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen.

Overwegingen

2. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eiseres hoeft daarom geen griffierecht te betalen.
3. Omdat eiseres op 20 mei 2021 is uitgezet naar Frankrijk is de rechtbank van oordeel dat zij geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van haar beroep. In het kader van artikel 64 van de Vw staat immers uitsluitend ter beoordeling of uitzetting achterwege moet blijven wegens de gezondheidstoestand van de vreemdeling. Daarbij gaat het om uitzetting vanuit Nederland. Omdat eiseres al naar Frankrijk is uitgezet en niet meer in Nederland verblijft, kan zij met dit beroep niet meer bereiken dat zij niet wordt uitgezet.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 14 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.