ECLI:NL:RBDHA:2021:15899

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
NL20.15615
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit van vreemdeling ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Georgische vreemdeling, had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, welke was afgewezen. Na een eerdere afwijzing van zijn bezwaren, werd op 28 juli 2020 een terugkeerbesluit opgelegd, waarin eiser werd verplicht om binnen 28 dagen de Europese Unie te verlaten. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is. De rechtbank overweegt dat eiser procesbelang heeft bij zijn beroep, maar dat het terugkeerbesluit terecht is opgelegd, aangezien hij langer dan drie maanden in de EU verbleef zonder rechtmatig verblijf. Eiser heeft geen aanvraag ingediend voor verlenging van de vertrektermijn en zijn beroep op het vertrouwensbeginsel is niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om van het terugkeerbesluit af te zien, ook niet vanwege persoonlijke omstandigheden van eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 april 2021.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.15615
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1989, van Georgische nationaliteit,eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

1. Op 14 oktober 2016 heeft verweerder eisers aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde afgewezen. Op 19 januari 2017 heeft verweerder eisers bezwaren tegen dit besluit ongegrond verklaard. Met de uitspraak van 4 augustus 2017 is het besluit van 19 januari 2017 onherroepelijk geworden.
1.1.
Eiser is laatstelijk op 27 januari 2020 Nederland ingereisd.
1.2.
Op 28 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder eiser een terugkeerbesluit opgelegd waarin eiser de verplichting is opgelegd dat hij binnen een termijn van 28 dagen de Europese Unie dient te verlaten.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Op 7 september 2020 is eiser teruggekeerd naar Georgië.
1.5.
Verweerder heeft bij wijze van verweerschrift verwezen naar het bestreden besluit.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 19 april 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
zaaknummer: NL20.15615 2

Overwegingen

2. De rechtbank overweegt dat eiser procesbelang heeft bij zijn beroep gelet op het bepaalde in artikel 6.5a, vierde lid, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Op grond van dit artikelonderdeel kan immers een inreisverbod worden opgelegd van ten hoogste vijf jaar als de vreemdeling onderwerp is geweest van meer dan één terugkeerbesluit.
3. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het terugkeerbesluit terecht aan eiser is opgelegd. Eiser verbleef immers al langer dan drie maanden in de Europese Unie en had daarom geen rechtmatig verblijf in Nederland meer. Eiser heeft dit niet betwist.
4. Op grond van artikel 62, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, gelezen in samenhang met artikel 6.3 van het Voorschrift Vreemdelingen, kan verweerder de vertrektermijn in individuele gevallen verlengen als de vreemdeling in persoon daartoe een aanvraag indient. Vaststaat dat eiser zo’n aanvraag niet heeft gedaan.
5. Eiser heeft aangevoerd dat zijn vader telefonisch contact heeft opgenomen met (onder andere) de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) en heeft verzocht om verlenging van de vertrektermijn vanwege corona. Eiser stelt dat toen is gezegd dat deze melding zou worden geregistreerd en dat het feit dat hij niet kan terugkeren verschoonbaar is, maar dat niet mogelijk was om een schriftelijke bevestiging van hiervan toe te zenden.
6. Voor zover eiser hiermee een beroep doet op het vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel vereist is dat eiser aannemelijk maakt dat van de kant van het bestuursorgaan toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht, waaruit hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Verder is vereist dat die uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend.
7. Eiser heeft zijn beroep op het vertrouwensbeginsel niet aannemelijk kunnen maken nu hij geen stukken heeft ter onderbouwing van de gestelde telefonische contacten. Ook heeft eiser zijn stelling dat de telefonische melding zou zijn geregistreerd niet aannemelijk gemaakt.
8. De (enkele) stelling dat eiser vanwege de corona-omstandigheden niet aan zijn vertrekplicht kon voldoen, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder van het terugkeerbesluit had moeten afzien. Bovendien is eiser op 7 september 2020 teruggekeerd naar Georgië en heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in de gehele periode na het verstrijken van de vrije termijn, vanwege corona niet terug kon keren naar Georgië.
9. Dat verweerder vanwege eisers persoonlijke omstandigheden had moeten afzien van het opleggen van een terugkeerbesluit, volgt de rechtbank niet. De rechtbank betrekt hierbij dat eiser deze persoonlijke omstandigheden niet nader heeft gesteld.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. zaaknummer: NL20.15615 3
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2021 door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier.
zaaknummer: NL20.15615 4
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
21 april 2021
Mr. C.M. Dijksterhuis
Rechter
Rechtbank Midden-Nederland
N.R. Hoogenberk
Griffier
Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.