ECLI:NL:RBDHA:2021:15856
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel wegens kennelijk ongegrondheid en niet-ontvankelijkheid beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 24 februari 2021 een aanvraag ingediend, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 3 maart 2021 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang en sindsdien geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij de procedure. De uitspraak is openbaar gedaan en het proces-verbaal is op 4 mei 2021 bekendgemaakt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.