ECLI:NL:RBDHA:2021:15856

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
NL21.2788
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel wegens kennelijk ongegrondheid en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 24 februari 2021 een aanvraag ingediend, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 3 maart 2021 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang en sindsdien geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij de procedure. De uitspraak is openbaar gedaan en het proces-verbaal is op 4 mei 2021 bekendgemaakt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.2788
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk ).

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.2789, plaatsgevonden op 22 april 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de rechtbank op 22 maart 2021 bericht dat eiser met ingang van 3 maart 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en dat niet is gebleken dat eiser zich weer bij het COA heeft gemeld. Op 13 april 2021 heeft de gemachtigde van eiser
desgevraagd aan de griffier van de rechtbank medegedeeld dat hij geen contact meer heeft met eiser en dat hij voor het laatst contact heeft gehad met eiser voordat het beroepschrift werd ingediend. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen procesbelang heeft bij de onderhavige procedure nu is gebleken dat eiser op 3 maart 2021 met onbekende bestemming is vetrokken uit de opvang. Eiser is ook niet op zitting verschenen.
3. Nu is gebleken dat eiser op 3 maart 2021 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang en hij geen contact met zijn gemachtigde heeft onderhouden, stelt hij kennelijk geen prijs meer op een inhoudelijke beoordeling van het door zijn tegen het besluit van 24 februari 2021 ingestelde beroep. Aldus heeft eiser, ook volgens vaste rechtspraak, geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2021 door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
04 mei 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.