ECLI:NL:RBDHA:2021:15853
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.E.M. Jacquemard, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. N. Mikolajczyk, afgewezen als kennelijk ongegrond bij besluit van 24 maart 2021. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 22 april 2021, waarbij verzoeker niet aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter motiveerde deze beslissing door te verwijzen naar een eerdere uitspraak in een aanverwante zaak (NL21.4748), waarin de rechtbank al op het beroep had beslist. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op 4 mei 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.