ECLI:NL:RBDHA:2021:15851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
NL20.20828
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Venezolaanse nationaliteit op basis van politieke overtuiging en toegang tot zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Venezolaanse eiseres. De eiseres had op 9 januari 2020 asiel aangevraagd, maar haar aanvraag werd op 6 november 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Venezuela het risico loopt op vervolging vanwege haar politieke overtuiging. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat de eiseres geen problemen heeft ondervonden vanwege haar religie en dat er geen bewijs was dat zij geen toegang zou hebben tot zorg en basisvoorzieningen in Venezuela. De rechtbank wees erop dat de eiseres in het verleden zonder problemen naar Venezuela is gereisd en dat zij in staat was om voor zichzelf te zorgen. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van de eiseres terecht als ongegrond was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.20828
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (mr. M.M.E. Disselkamp ).

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw A. Willems. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is van Venezolaanse nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1989. Eiseres heeft op 9 januari 2020 asiel aangevraagd.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Nationaliteit, identiteit en herkomst;
het niet hebben van toegang tot overheidsvoorzieningen in het land van herkomst vanwege weigering om lid te worden van de regeringspartij;
problemen in het land van herkomst vanwege religie (Mormoons).
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder heeft ongeloofwaardig geacht dat eiseres problemen heeft ondervonden vanwege haar religie. Ook heeft verweerder ongeloofwaardig geacht dat eiseres geen toegang heeft tot overheidsvoorzieningen in het land van herkomst vanwege haar weigering om lid te worden van de regeringspartij.
Individuele omstandigheden
4. Eiseres stelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij bij terugkeer niet het risico loopt te worden vervolgd door middel van het onthouden van zorg en primaire levensbehoeften door de regering in Venezuela. Zij heeft immers een politieke overtuiging en verweerder heeft dit niet betwist. Deze overtuiging heeft zij ook geuit. Vanwege haar medische omstandigheden is eiseres afhankelijk van zorg en primaire voorzieningen. Eiseres stelt alleen toegang tot zorg en de voorzieningen te krijgen als zij lid wordt van de regeringspartij. Volgens eiseres is de weigering tot zorg en primaire levensbehoeftes een daad van vervolging in haar geval vanwege haar politieke overtuiging. Eiseres stelt dat het aannemelijk is dat een geringe inbreuk op toegang tot zorg en primaire levensbehoeften een daad van vervolging is zoals bedoeld in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) omdat verweerder artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) op eiseres heeft toegepast. Dat eiseres niet aannemelijk heeft kunnen maken dat haar de toegang tot zorg niet eerder is geweigerd, zegt niets over het feit of ze het risico op vervolging loopt. Eiseres verwijst ter onderbouwing van haar standpunten naar het EASO Country of Origin rapport van augustus 2020, het Algemeen Ambtsbericht over Venezuela van juni 2020, een rapport van de Verenigde Naties (VN) van juni 2018 over mensenrechtenschendingen in Venezuela1, een rapport over mensenrechten in Venezuela van de VN van juni 20192, een
artikel van Reuters van 14 november 2018 getiteld ‘Special Report: How ZTE helps Venezuela create China-style social control’ en een artikel van the Conversation van 5 februari 2019 getiteld ‘Venezuela: Denial of food is a human rights crime’. Eiseres stelt verder dat niet van haar mag worden verlangd dat zij haar overtuiging aanpast om toegang te krijgen tot zorg en voorzieningen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege haar politieke overtuiging in de negatieve belangstelling staat, waardoor eiseres geen toegang zou krijgen tot medische zorg en primaire basisvoorzieningen in Venezuela. Eiseres heeft pas in de zienswijze in detail verteld over de problemen die ze heeft ondervonden en zij heeft nooit verklaard dat haar voorzieningen worden geweigerd vanwege haar politieke overtuiging. Daarbij is van belang dat eiseres in 2014 een paspoort heeft kunnen aanvragen en deze in 2019 heeft kunnen verlengen. Ook is eiseres in 2017 Venezuela uitgereisd, is zonder problemen weer teruggegaan en heeft pas in 2019 Venezuela voor het laatst verlaten. Eiseres heeft verklaard dat zij geen toegang tot werk heeft, maar tot 2014 heeft zij nog als onderwijzeres gewerkt. Bovendien heeft eiseres in 2017 twee keer een operatie aan haar heup gehad in Venezuela, waardoor niet blijkt dat haar toegang tot zorg wordt geweigerd. Daarbij komt dat eiseres pas ter zitting heeft genoemd dat haar zorg is geweigerd door het militaire ziekenhuis, wat haar verhaal niet geloofwaardig maakt, omdat van haar verwacht mag worden dat zij dit eerder had verteld. De beroepsgrond faalt.
Artikel 8 EVRM
6. Eiseres voert aan dat er een familierechtelijke relatie is met haar moeder. Eiseres stelt de geboorteakte te hebben overlegd bij het aanmeldgehoor. Verder voert eiseres aan dat
1. Rapport van het Hoog Commissariat voor Mensenrechten van de Verenigde Naties van juni 2018 ‘
Human rights violations in the Bolivarian Republic of Venezuela: a downward spiral with no end in sight’.
2 Rapport van het Hoog Commissariaat voor Mensenrechten van de Verenigde Naties van 9 oktober 2019 ‘
Human rights in the Bolivarian Republic of Venezuela’A/HRC/41/18.
verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er niet een meer dan gebruikelijke afhankelijke binding tussen moeder en eiseres bestaat. Verweerder heeft namelijk onvoldoende rekening gehouden met de financiële afhankelijkheid van eiseres en het feit dat haar moeder regelmatig naar Venezuela reisde om voor eiseres te zorgen. Eiseres heeft dus niet jarenlang zelfstandig in haar levensonderhoud voorzien of zonder haar moeder gewoond. Ook is er onvoldoende inzichtelijk rekening gehouden met de algemene situatie in Venezuela en de afhankelijkheid van eiseres door haar medische beperkingen. Eiseres kan ook niet door familie worden opgevangen vanwege de algemene situatie in Venezuela. Het is ook onredelijk om te eisen dat anderen haar verzorgen. Daarnaast had verweerder in zijn beoordeling mee moeten nemen dat de zorg in Venezuela niet beschikbaar is. Eiseres verwijst in dit kader naar punt 57 van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 18 november 2014.3 Gelet op de menselijke waardigheid is het niet aannemelijk dat eiseres op langere termijn zonder de hulp of zorg van haar moeder kan leven.
7. Ter zitting heeft verweerder verklaard niet langer te betwisten dat tussen eiseres en haar moeder sprake is van een familierechtelijke relatie.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid en emotionele binding tussen eiseres en moeder. Uit de overlegde medische stukken blijkt niet dat eiseres voortdurende dagelijkse zorg nodig heeft. Eiseres heeft in Venezuela jarenlang voor zichzelf gezorgd, al dan niet met hulp van haar moeder en anderen. Eiseres heeft misschien nu wel hulp nodig bij bijvoorbeeld het wassen en aankleden, maar dit is onvoldoende om vast te stellen dat er sprake is van more than emotional ties tussen eiseres en haar moeder. Dat eiseres medische en psychische problematiek heeft, maakt dit niet anders omdat zij ondanks die problematiek zich staande wist te houden tot aan haar vertrek naar Nederland. Ook was eiseres eerst van plan naar haar oom in Chili door te reizen, die haar wilde helpen. Dat eiseres financieel afhankelijk is van haar moeder, is niet met stukken onderbouwd. Verweerder heeft ook in zijn beoordeling meegenomen dat de zorg in Venezuela slecht is. De beroepsgrond faalt.
9. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
10. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3 Arrest van het EHRM van 18 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1118JUD000504912 (Senchishak tegen Finland) r.o. 57.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
07 juni 2021
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.