ECLI:NL:RBDHA:2021:15843

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/8944
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 3 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een verzoekster van Zweedse nationaliteit. De verzoekster had een beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris, waarin was vastgesteld dat zij geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan had gehad op grond van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Dit besluit was genomen op 9 juli 2020 en het bezwaar van de verzoekster was op 13 november 2020 ongegrond verklaard.

De verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar de rechtbank heeft het verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de beslissing in de hoofdzaak, er geen grond was voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Het verzoek werd afgewezen op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, als kennelijk ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier L.S. Lodder. De beslissing is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8944

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 juni 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1977, van Zweedse nationaliteit,verzoekster
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat verzoekster geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad op grond van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000.
Bij besluit van 13 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank het beroep, geregistreerd onder het zaaknummer AWB 20/8943, ongegrond verklaard. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht af als kennelijk ongegrond.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.