Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Terpstra, had beroep ingesteld tegen het besluit van 10 mei 2021, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 25 mei 2021 werd het onderzoek geschorst omdat eiser de aangevraagde tolk in de Albanese taal niet verstond. Na heropening op 31 mei 2021 en opnieuw schorsing wegens ziekte van de tolk, vond de zitting uiteindelijk plaats op 7 juni 2021. Eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een Franse tolk, R. Kamermans. De rechtbank heeft het onderzoek op 8 juni 2021 gesloten en partijen geïnformeerd over de voortgang.
De rechtbank overwoog dat de korte reactietermijnen na heropening van het onderzoek noodzakelijk waren om te voldoen aan de eisen van een redelijke termijn, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Eiser had aangevoerd dat hij niet binnen de wettelijke termijn was gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat het gehoor op 25 mei 2021 was aangevangen. Eiser had aanvankelijk de Albanese nationaliteit opgegeven, maar later beweerde hij de Franse nationaliteit te bezitten. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende voortvarend had gehandeld in de uitzettingsprocedure en dat eiser niet had aangetoond dat hij de Franse nationaliteit had. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.