ECLI:NL:RBDHA:2021:15832

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
NL21.6838
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Spanje voor behandeling van asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 mei 2021 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling is genomen omdat Nederland een verzoek om overname aan Spanje heeft gedaan, dat door Spanje is aanvaard. Eiseres heeft aangevoerd dat zij als slachtoffer van seksuele uitbuiting kwetsbaar is en dat er tekortkomingen zijn in de Spaanse asielprocedure. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat er geen zodanige gebreken zijn in het Spaanse asiel- en opvangsysteem dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6838

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.6839, plaatsgevonden op 18 mei 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Malik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiseres voert aan dat garanties ontbreken dat zij als slachtoffer van seksuele uitbuiting met aantoonbare medische klachten als kwetsbaar wordt herkend en erkend. Zij verwijst naar het AIDA rapport van 25 maart 2021 waarin staat dat grote tekortkomingen in de herkenning van kwetsbaren, met name slachtoffers van mensenhandel, gerapporteerd worden en dat als gevolg daarvan geen adequate hulp geleverd wordt. Ook staat daarin dat er in de Spaanse asielwet geen specifiek mechanisme is voor vroegtijdige identificatie van kwetsbare asielzoekers. En eiseres wijst op paragraaf 2.7 van het rapport dat specifiek gaat over Dublin terugkeerders. Verder blijkt uit het USDOS- jaarrapport over mensenhandel van zaaknummer: NL21.6838 2
25 juni 2020 dat de vluchtelingen en asielzoekers in Spanje kwetsbaar zijn voor mensenhandel.
Voor haar medische klachten verwijst eiseres naar de overgelegde medische stukken en afspraken met de psycholoog. Dat eiseres ondanks de lange wachtlijsten bij de ggz toch een intake heeft gekregen is een indicatie dat haar situatie zorgelijk is, aldus eiseres. Met een beroep op het arrest C.K. tegen Slovenië (arrest C.K.) verzoekt eiseres om nadere informatie van de behandelend psycholoog af te wachten. [1]
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt daarom op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat Spanje dit niet doet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres hierin niet is geslaagd. De rechtbank legt dat hieronder uit.
4. De autoriteiten van Spanje hebben met het claimakkoord gegarandeerd het verzoek om internationale bescherming van eiseres in behandeling te nemen.
Uit dat wat eiseres heeft aangevoerd en aan informatie heeft overgelegd blijkt niet dat in het Spaanse asiel- en opvangsysteem sprake is van zodanige gebreken dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Met een verwijzing naar het AIDA landenrapport van 25 maart 2021 en het USDOS- jaarrapport heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkoming in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje ten aanzien van slachtoffers van mensenhandel en dat zij een reëel risico lopen op onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest.
5. Dat eiseres stelt slachtoffer van mensenhandel te zijn, leidt niet zonder meer tot het aannemen van bijzondere kwetsbaarheid in de zin van het arrest Tarakhel van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 4 november 2014 (nr. 29217/12), ook niet in combinatie met hetgeen eiseres aan medische informatie heeft overgelegd. Eiseres kan zich over de door haar gestelde mensenhandel wenden tot de Spaanse autoriteiten. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat voor haar deze mogelijkheid niet bestaat en dat de Spaanse autoriteiten haar geen geschikte opvang en veiligheid kunnen of willen bieden. Wat betreft de vrees dat haar gestelde problematiek in Spanje niet (h)erkend zal worden, heeft verweerder nog aangegeven dat als eiseres daarvoor toestemming verleend, de (medische) informatie door verweerder aan de Spaanse autoriteiten zal worden doorgegeven, zodat zij hiermee bekend zijn. Het oordeel daarover is echter aan de Spaanse autoriteiten. Uit de overgelegde medische informatie blijkt verder niet wat de gevolgen zijn van een overdracht aan Spanje en daaruit kan ook niet worden afgeleid dat er een concreet suïciderisico bestaat bij overdracht dan wel dat het suïciderisico als reëel of hoog wordt ingeschat. Eiseres heeft gelet hierop niet met objectieve gegevens de bijzondere ernst van haar gezondheidstoestand en de aanzienlijke onomkeerbare gevolgen van een overdracht daarvoor aangetoond. Verweerder was dus niet verplicht nader onderzoek te verrichten naar de gezondheidstoestand en de gevolgen daarvoor van een overdracht. Het beroep op het arrest C.K. slaagt daarom niet. In hetgeen eiseres over de (nog te starten) behandeling van haar psychische klachten heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om de behandeling van de zaak nu aan te houden. Nu het tegendeel niet aannemelijk is geworden, worden de zaaknummer: NL21.6838 3
mogelijkheden voor een behandeling in Spanje verondersteld vergelijkbaar te zijn met die in Nederland en er is geen informatie waaruit blijkt dat Nederland desondanks het meest aangewezen land is voor een (toekomstige) behandeling.
Verweerder heeft verder in het bestreden besluit verklaard dat op grond van de informatieplicht van artikel 32 Dublinverordening eventuele bijzondere behoeften van eiseres voorafgaand aan de overdracht aan de Spaanse autoriteiten kenbaar gemaakt kunnen worden.
6. Eiseres heeft ook nog aangevoerd dat de beantwoording van de door deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, bij uitspraak van 4 februari 2021 gestelde prejudiciële vragen die gaan over medische uitzettingsbeletselen van belang zijn voor haar situatie, omdat achteruitgang in haar gezondheid en intensivering van ernstig lijden bij een ongewijzigd ziektebeeld bij een gedwongen uitzetting gezien haar medische situatie aannemelijk is. [2]
7. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om de beantwoording van de prejudiciële vragen af te wachten. In de door eiseres genoemde zaak gaat het om een persoon met bloedkanker die uitgezet gaat worden naar Rusland. Eiseres daarentegen wordt overgedragen naar Spanje waar gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel er vanuit mag worden gegaan dat er dezelfde medische voorzieningen zijn als in Nederland. Spanje moet daarom in staat moet worden geacht eventuele medische problemen goed te kunnen behandelen. Bovendien heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat er bij een overdracht naar Spanje of als gevolg van een overdracht naar Spanje sprake is van achteruitgang van haar gezondheid of een intensivering van ernstig lijden. De rechtbank ziet ook hierin geen aanleiding de zaak aan te houden.
8. Ook uit het persoonlijk relaas van eiseres kan niet worden afgeleid dat Spanje zich ten aanzien van haar niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. Eiseres heeft in Spanje geen verzoek om internationale bescherming ingediend, dus zij kan niet uit eigen ervaring spreken over de opvang van asielzoekers in Spanje. Mocht eiseres problemen ondervinden bij het verkrijgen van opvang of zich geconfronteerd zien met tekortkomingen bij de behandeling van haar asielaanvraag dan wel problemen ondervinden met mensensmokkelaars dan ligt het op haar weg om daarover bij de Spaanse (hogere) autoriteiten te klagen. Dat dit voor haar niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken.
Gelet op al het vorenstaande heeft verweerder geen reden hoeven zien om de aanvraag aan zich te houden op grond van artikel 17 van de verordening.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
zaaknummer: NL21.6838 4
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.
Janssens - Kleijn, griffier.
zaaknummer: NL21.6838 5
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
27 mei 2021
En openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. P.J.M. Mol
Rechter
Rechtbank Midden-Nederland
L.M. Janssens - Kleijn
Griffier
Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de EU van 16 februari 2017 (ECLI:EU:V:2017:127)