ECLI:NL:RBDHA:2021:15830
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Spanje
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 18 mei 2021, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. E. Ebes, en een tolk, J. Malik. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. H.J. Metselaar. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL21.6838, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Janssens - Kleijn. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.