ECLI:NL:RBDHA:2021:15829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
NL21.6564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 mei 2021 is eiser, ondanks kennisgeving, niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.

De rechtbank overweegt dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen omdat Italië verantwoordelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Italië in een situatie van verregaande materiële deprivatie zal komen te verkeren en dat hij als homoseksueel behoort tot een kwetsbare groep die bijzondere bescherming nodig heeft. De rechtbank stelt vast dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië. Eiser is hierin niet geslaagd.

De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat het Italiaanse asiel- en opvangsysteem zodanige gebreken vertoont dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd. Eiser heeft niet aangetoond dat hij als LHBTI-er tot een kwetsbare groep behoort en dat hij in Italië niet de bescherming kan krijgen die hij nodig heeft. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6564

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.6565, plaatsgevonden op 18 mei 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Nederland heeft bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.
2. Eiser voert aan dat hij in een situatie van verregaande materiële deprivatie zal komen te verkeren, zoals genoemd in het arrest Jawo, al voordat hij in Italië nationale bescherming heeft gekregen. [1] Hij wijst er in dat verband op dat niet is gebleken, juist ook omdat er sprake is van een fictief akkoord, dat eiser in Italië de voor hem noodzakelijke opvang zal krijgen. Eiser verwijst ter onderbouwing hiervan naar een rapport van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) van 4 mei 2021 en de daarin opgenomen passage uit pagina 62 van het AIDA rapport van 27 mei 2020 over terugkerende Dublincliamanten met een fictief claimakkoord en de in dat rapport opgenomen e-mail van M.C. Romano waarin staat dat er in het Italiaanse systeem geen opvangplaatsen voor Dublinclaimanten zijn gereserveerd. Daarnaast voert eiser aan dat hij als homoseksueel behoort tot een kwetsbare groep en bijzondere bescherming nodig heeft. Eiser wijst in dit verband op een rapport van VWN van 7 mei 2021 over de positie van LHBTI-ers in Italië, waaruit volgt dat het aannemelijk is dat hij niet de opvang als LHBTI-er krijgt die hij nodig heeft. Verder wijst eiser op het arrest Tarakhel tegen Zwitserland en WI 2015/8 waaruit volgt dat LHBTI-ers behoren tot een kwetsbare groep. [2]
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft dit recent nog bevestigd in onder meer de uitspraken van 8 april 2020, 15 oktober 2020 en 25 februari 2021. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië. Eiser is hier niet in geslaagd.
4. Uit dat wat eiser heeft aangevoerd en aan informatie heeft overgelegd blijkt niet dat in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem sprake is van zodanige gebreken dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Het AIDA-rapport van mei 2020, zo heeft de ABRvS geoordeeld op 15 oktober 2020, laat geen wezenlijk ander beeld zien van de situatie van asielzoekers in Italië dan al bekend was.
De rechtbank overweegt verder dat ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
(EHRM) onlangs in het arrest M.T. tegen Nederland heeft geoordeeld dat een
Dublinclaimant in Italië in het asielsysteem wordt opgenomen en recht heeft op opvang. [3] Het EHRM heeft hierbij onder andere de circular letter van 8 februari 2021 betrokken en de op 20 december 2020 in Italië van kracht geworden nieuwe wetgeving (Law 173/2020). Deze nieuwe wetgeving biedt meer waarborgen voor asielzoekers, ook voor kwetsbare asielzoekers. Verder worden in die nieuwe wetgeving bepaalde aanpassingen uit het Salvinidecreet teruggedraaid.
5. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij als LHBTI-er tot een kwetsbare groep behoort. Anders dan eiser aanvoert volgt uit het arrest Tarakhel niet dat LHBTI-ers behoren tot een groep kwetsbare personen. Eiser valt als gestelde homoseksueel ook niet onder de in artikel 21 van de Opvangrichtlijn genoemde kwetsbaren. Ook kan zijn beroep op WI 2015/8 niet slagen. Verweerder heeft vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag en daarom is het de verantwoordelijkheid van de Italiaanse autoriteiten om te onderzoeken of eiser bijzondere procedurele waarborgen nodig heeft.
Verder maakt het door eiser genoemde rapport van VWN van 7 mei 2021 weliswaar melding van (gevallen van) discriminatie en geweldsincidenten, maar er wordt ook tegen opgetreden. Hieruit volgt dan ook niet dat er in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem sprake is van structurele gebreken waarin LHBTI-ers gediscrimineerd worden. Ook blijkt er niet uit dat homoseksuele personen in Italië vanwege hun geaardheid een structureel en reëel risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Bovendien kan eiser zich voor bescherming richten tot de Italiaanse autoriteiten. Uit de overgelegde informatie blijkt dat de autoriteiten optreden. Eiser heeft niet onderbouwd dat de Italiaanse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen beschermen.
Eiser heeft gelet op al het voorgaande dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij in een situatie van vergaande materiele deprivatie zal komen zoals genoemd in het arrest Jawo en de rechtbank is van oordeel dat verweerder van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan.
6. Ook uit het persoonlijk relaas van eiser blijkt niet dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden. Eiser heeft geen asielaanvraag ingediend in Italië dus hij kan niet uit eigen ervaring spreken over de opvang van asielzoekers in Italië. Mocht eiser problemen ondervinden bij het verkrijgen van opvang of zich geconfronteerd zien met tekortkomingen bij de behandeling van zijn asielaanvraag dan ligt het op de weg van eiser om daarover bij de Italiaanse (hogere) autoriteiten te klagen.
Dat dit voor hem niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken.
7. Eiser heeft tot slot nog aangevoerd dat verweerder moet waarborgen dat eiser bij overdracht niet nodeloos een risico zal lopen op besmetting met corona. Juist omdat opvang bij overdracht niet is gegarandeerd.
8. Deze grond ziet op de feitelijke overdracht en niet op de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is in het kader van de Dublinverordening. Verder is de situatie in verband met het coronavirus veranderlijk en staat het nog niet vast wanneer de overdracht zal plaatsvinden. Daarom kan hier niet op vooruit worden gelopen. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.
Janssens - Kleijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
En zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
27 mei 2021
Mr. P.J.M. Mol
Rechter
Rechtbank Midden-Nederland
L.M. Janssens - Kleijn
Griffier
Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [documentcode]

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de EU van 19 maart 2019 (C-163/17)
2.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 4 november 2014
3.Arrest van het EHRM van 15 april 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0323DECEC004659519