Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1990. Hij is van Turkse nationaliteit en heeft de Koerdische etniciteit. Eiser is afkomstig uit [woonplaats] . Dit dorp bestaat uit zo’n dertig huishoudens en in totaal wonen er zo’n vijftien jongeren in het dorp. Eiser woonde naast zijn vader en zijn broer [A] . Op 24 oktober 2015 heeft de antiterreureenheid een huiszoeking gedaan in de woningen van eiser en [A] . Hierbij zijn zij aangehouden. Aan eiser werd verteld dat hij werd opgepakt voor het bezit van een Koerdische vlag. Eiser denkt echter dat dit een excuus was en dat hij eigenlijk is opgepakt in verband met zijn broer [A] . [A] werd namelijk samen met acht andere jongeren uit het dorp beschuldigd van betrokkenheid bij de PKK. [A] en de andere jongeren zijn hiervoor tot gevangenisstraffen veroordeeld.
Eiser heeft verklaard dat hij en de overige vijf jongeren uit het dorp sindsdien door de Turkse autoriteiten ook als terroristen werden beschouwd. De Turkse autoriteiten hebben eiser het leven zuur gemaakt. Zo is een subsidieaanvraag van eiser afgewezen en is geweigerd om zijn diploma tot beveiliger te legaliseren. In 2016 is eiser voor de tweede keer gearresteerd door de politie. Dat was in verband met een foto uit 2014 van een demonstratie van de HDP. In 2018 is hij weer gearresteerd. Dit keer door de antiterreureenheid in verband met een foto uit 2015. Op die foto was een persoon in burgerkleding met twee guerrillastrijders te zien. Verder heeft eiser verklaard dat hij vaker werd lastiggevallen door de antiterreureenheid. Dit gebeurde zowel in zijn woning als in het theehuis dat hij in september 2017 met [A] , na diens voorwaardelijke vrijlating, had opgericht. Ook nadat [A] in augustus 2018 uit Turkije was gevlucht, werd eiser nog lastiggevallen door de antiterreureenheid. Hij werd hierbij meerdere keren bedreigd door een agent genaamd [B] . Tijdens een bezoek van de eenheid in het theehuis in juni/juli 2019 is eiser boos geworden. [B] heeft toen een pistool tegen zijn hoofd gezet. Een collega van [B] heeft hem uiteindelijk tegengehouden. Na dit incident heeft eiser zijn theehuis verkocht en is hij, na enige tijd in Istanbul te hebben verbleven, uit Turkije gevlucht. Eiser vreest bij terugkeer voor de Turkse autoriteiten en met name voor [B] . Eiser heeft verder verklaard dat hij in Turkije ook discriminatie heeft ondervonden vanwege zijn Koerdische etniciteit en zijn sympathie voor de HDP en de PKK.
2. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
2. problemen vanwege Koerdische afkomst;
4. incidenten met Turkse autoriteiten vanwege gevonden foto’s en Koerdische vlag;
5. activiteiten voor de HDP en PKK.
3. Verweerder vindt element 1 vooralsnog geloofwaardig. De elementen 2 en 5 vindt verweerder geloofwaardig, maar onvoldoende zwaarwegend om te kunnen leiden tot een asielvergunning. Verweerder vindt de elementen 3 en 4 niet geloofwaardig.
4. Eiser betwist de standpunten van verweerder. De rechtbank toetst hierna de diverse aspecten van het bestreden besluit.
Over de familieband tussen eiser en [A]
5. Verweerder vindt dat de gestelde familieband tussen eiser en [A] niet geloofwaardig is. Verweerder acht daarvoor redengevend dat eiser tijdens het eerste gehoor is gevraagd wie zijn directe gezins- en familieleden zijn en dat eiser toen niet de naam van [A] heeft genoemd. Dat op dit punt sprake zou zijn geweest van een misverstand aan de zijde van eiser, acht verweerder niet aannemelijk. Er is volgens verweerder namelijk voor eiser geen aanleiding geweest om te veronderstellen dat hij slechts de namen van familieleden hoefde te geven die in Turkije verbleven. Dat eiser de naam van [A] niet heeft genoemd, is volgens verweerder extra vreemd. De problemen van [A] zijn voor eiser namelijk juist een reden geweest om Turkije te verlaten.
Verweerder vindt voorts dat eiser de gestelde familieband niet heeft onderbouwd met het uittreksel uit het bevolkingsregister, waarop onder meer zijn broer [A] vermeld staat. Verweerder voert hiertoe aan dat dit document niet op echtheid te controleren is, omdat het een kopie betreft. Daarbij acht verweerder van belang dat eiser ook geen originele documenten heeft ingediend die zien op zijn eigen identiteit en/of die van [A] . Zonder originele documenten kan de gestelde familieband niet geloofwaardig worden geacht, aldus verweerder.
6. De rechtbank stelt het volgende vast. Het is op zich juist dat eiser tijdens het eerste gehoor op 22 juli 2020 de naam van [A] niet heeft genoemd toen verweerder hem vroeg naar zijn gezins- en familieleden. Wel heeft eiser op dat moment melding gemaakt van zijn broer [C] , die in Istanbul woont. Later in dat gehoor heeft eiser verklaard over ‘zijn broer die een gevangenisstraf heeft gekregen en is gevlucht en die op dit moment in Frankrijk is’.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom eiser zich aanvankelijk niet vergist kan hebben. Gelet op het tussenkopje “relevante niet-meegereisde gezins- en familieleden” op pagina 5 van het verslag van het eerste gehoor is niet ondenkbaar dat eiser de bewuste vraag aldus heeft opgevat, dat hij slechts zijn familie- en gezinsleden hoefde te noemen die op dat moment in Turkije verbleven. De rechtbank acht het verder van belang dat eiser later tijdens het eerste gehoor wel degelijk aan [A] heeft gerefereerd. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat eiser toen ook op [C] gedoeld kan hebben. Dit komt de rechtbank niet logisch voor. Eiser heeft namelijk verklaard over een broer die op dat moment in Frankrijk was. Over [C] had eiser op dat moment al verklaard dat deze in Istanbul verbleef. Voorts heeft eiser een kopie van een Frans verblijfsdocument overgelegd op de naam van [A] Dag. Dit document geeft ten minste enige ondersteuning aan de verklaring van eiser dat hij een broer heeft die [A] heet en die in Frankrijk verblijft.
De omstandigheid dat eiser tijdens het eerste gehoor niet direct melding heeft gemaakt van het bestaan van een broer met de naam [A] , levert dus een onvoldoende motivering op voor het standpunt van verweerder dat de familieband van eiser met [A] ongeloofwaardig is.
8. Over het ontbreken van originele documenten met betrekking tot de gestelde familieband tussen eiser en [A] , overweegt de rechtbank het volgende. In werkinstructie 2014/10 van verweerder is bepaald dat verweerder aan de hand van verschillende omstandigheden beoordeelt welke waarde hij aan documenten kan hechten. Zo dient verweerder bij die beoordeling niet alleen te betrekken of het document origineel is, maar is ook van belang door wie het document is afgegeven, hoe de vreemdeling het document heeft verkregen en of deze informatie strookt met algemene informatie. Naar het oordeel van de rechtbank geven het voornemen en het bestreden besluit er onvoldoende blijk van dat verweerder een dergelijke uitgebreide beoordeling heeft gemaakt. Evenmin heeft verweerder er blijk van gegeven dat hij de diverse documenten die eiser heeft ingebracht in onderling verband heeft beoordeeld. In plaats daarvan vindt verweerder de gestelde familieband al niet geloofwaardig, omdat eiser van zijn familieband met [A] geen originele documenten heeft ingebracht.
9. Voorts is het volgens verweerder relevant dat eiser zijn eigen identiteit niet met originele documenten heeft onderbouwd. Hierdoor is het niet mogelijk om zijn gestelde familieband met [A] aan te tonen. De rechtbank kan verweerder ook hierin niet volgen. Verweerder heeft de identiteit van eiser namelijk vooralsnog geloofwaardig bevonden. In dat licht valt niet te bezien waarom een origineel bewijsstuk van de identiteit van eiser benodigd is om diens verklaring over de familieband met [A] te onderbouwen.
Over de veroordeling van [A]
10. Verweerder acht niet geloofwaardig dat [A] betrokken was bij de PKK en dat hij in dat verband is veroordeeld. Verweerder voert hiertoe aan dat de justitiële documenten die eiser heeft ingebracht kopieën betreffen, die niet op echtheid kunnen worden onderzocht.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is de motivering van verweerder op dit punt onvoldoende. Ook hier heeft verweerder er weer geen blijk van gegeven dat hij de bewuste documenten heeft beoordeeld op de wijze als beschreven in werkinstructie 2014/10. Daarentegen heeft verweerder volstaan met de enkele constatering dat de documenten kopieën betreffen die niet op echtheid zijn te onderzoeken.
Over de bejegening van eiser door de Turkse autoriteiten
12. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn drie aanhoudingen niet geloofwaardig bevonden. Verweerder heeft daarbij overwegend voortgeredeneerd op het standpunt dat eisers familieband met [A] en de veroordeling van [A] al niet geloofwaardig zijn.
13. Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder zijn standpunt over de ongeloofwaardigheid van eisers verklaringen over [A] onvoldoende gemotiveerd heeft. Deze gebrekkige motivering heeft verweerder vervolgens dus niet kunnen “meenemen” bij de beoordeling van de verklaringen van eiser over zijn drie aanhoudingen. Eiser heeft namelijk verklaard dat deze aanhoudingen in direct verband staan met zijn verklaring dat hij een broer is van [A] , dat [A] is veroordeeld voor betrokkenheid bij de PKK en dat eiser hierdoor de bijzondere negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten heeft ondergaan.
14. De standpunten van verweerder zijn dus gebrekkig gemotiveerd daar waar het gaat over de ongeloofwaardigheid van de familieband tussen eiser en [A] , de veroordeling van [A] en de problemen die eiser in verband hiermee stelt te hebben ondervonden. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om deze gebreken te herstellen. De rechtbank doet daarom een tussenuitspraak. De rechtbank geeft verweerder vier weken de tijd om het gebrek te herstellen. Deze termijn start op de datum dat deze tussenuitspraak is verzonden. Die datum staat aan het eind van de uitspraak vermeld.
15. De rechtbank wil zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken, van verweerder vernemen of hij het gebrek in het bestreden besluit gaat herstellen. Ook deze termijn start op de datum dat deze uitspraak is verzonden.
16. Na ontvangst van een reactie van verweerder zal de rechtbank partijen informeren over het verdere procesverloop. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.