ECLI:NL:RBDHA:2021:15817
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te maken met een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit besluit was genomen op 18 maart 2021. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 19 april 2021, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. P.E.J.M. Bartels, en waar ook een tolk, L. Pomper, aanwezig was. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. G. Cambier, heeft de zaak verdedigd.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er inmiddels een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL21.4511) die samenhangt met het verzoek van verzoeker. Aangezien er nu een uitspraak was gedaan op het beroep, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.