ECLI:NL:RBDHA:2021:15809
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis op basis van niet aannemelijke gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Afghaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris, dat zijn aanvraag om verlening van een mvv in het kader van nareis is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft, niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser tot zijn gezin behoorde op het moment dat hij naar Nederland kwam. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de familierechtelijke relatie tussen eiser en referent niet voldoende is aangetoond, en dat de omstandigheden in Afghanistan niet zodanig waren dat eiser als pleegkind van referent kon worden beschouwd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij ook is geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.