In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een Ghanese vrouw geboren in 1954, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 10 mei 2021 zijn verzoekster en haar gemachtigde niet verschenen, maar de verweerder heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de verweerder verzoekster niet uit Nederland mag verwijderen totdat er op het bezwaar is beslist. Tevens is de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 534,-. De voorzieningenrechter heeft ook het verzoek van verzoekster om vrijstelling van het griffierecht toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.