ECLI:NL:RBDHA:2021:15804

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/9356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een Ghanese vrouw geboren in 1954, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 10 mei 2021 zijn verzoekster en haar gemachtigde niet verschenen, maar de verweerder heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de verweerder verzoekster niet uit Nederland mag verwijderen totdat er op het bezwaar is beslist. Tevens is de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 534,-. De voorzieningenrechter heeft ook het verzoek van verzoekster om vrijstelling van het griffierecht toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9356

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

10 mei 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1954, van Ghanese nationaliteit, verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: A.J. Philipse).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit op 17 december 2020 bezwaar gemaakt. Zij heeft toen ook aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2021. Verzoekster en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder om verzoekster uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat verweerder op het bezwaar heeft beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 534,-.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek toe.
2. Bij brief van 16 april 2021 heeft verweerder medegedeeld dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
3. Tussen partijen is niet langer in geschil dat van uitzetting van verzoekster behoort te worden afgezien. Om die reden is er aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter verbiedt de uitzetting van verzoekster tot vier weken nadat verweerder op het bezwaar heeft beslist.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken op 10 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.