ECLI:NL:RBDHA:2021:15787
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag op basis van familie- of gezinsleven en afhankelijkheidsrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een Syrische moeder, eiseres, door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. De aanvraag was ingediend met het doel om als familie- of gezinslid bij haar dochter, referente, in Nederland te verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 12 oktober 2016 was ingediend en dat het primaire besluit van verweerder op 24 april 2020 was genomen, waarbij de aanvraag was afgewezen. Het bestreden besluit, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard, volgde op 5 november 2020. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. N. Mikolajczyk.
Tijdens de zitting op 8 april 2021 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en verweerder gehoord. Eiseres stelde dat er wel degelijk sprake was van een beschermingswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, en dat verweerder onzorgvuldig had gehandeld door de afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referente niet correct te beoordelen. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder terecht had geconcludeerd dat er geen sprake was van een 'meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie' en dat de emotionele banden tussen eiseres en haar kleinkinderen niet voldoende waren om aan de vereisten van het EVRM te voldoen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de beoordeling van familie- of gezinsleven afhankelijk is van feitelijke omstandigheden, zoals samenwoning en de mate van financiële en emotionele afhankelijkheid. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de gevraagde mvv, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.