ECLI:NL:RBDHA:2021:15783
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.Th.A. Bos. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaarprocedure tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 12 januari 2021 en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Op 12 april 2021 verklaarde verweerder het bezwaar gegrond, waardoor verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening introk en in plaats daarvan om vergoeding van haar proceskosten vroeg.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft in zijn besluit van 12 april 2021 aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van verzoekster te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 534,-, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder opgedragen om het griffierecht van € 178,- aan verzoekster te vergoeden, conform artikel 8:82, vijfde lid, van de Awb.
De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat verweerder wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.