ECLI:NL:RBDHA:2021:15751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
NL21.5834
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse eiser wegens onvoldoende onderbouwing van bedreigingen en betrokkenheid bij demonstraties

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraakse eiser die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de verklaringen van de eiser als vaag en summier werden beoordeeld. Eiser stelde dat hij in Irak had deelgenomen aan demonstraties voor meer veiligheid en een ander regime, en dat hij tijdens deze demonstraties was gearresteerd en gemarteld. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de verklaringen van eiser voldoende had beoordeeld en dat de indeling van de elementen in het asielrelaas niet onzorgvuldig was. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat een andere indeling van de elementen tot een ander besluit zou hebben geleid.

De rechtbank vond ook dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims over de bedreigingen die hij had ondervonden. Eiser had slechts een foto overgelegd waarop hij niet herkenbaar was, en de rechtbank vond het bevreemdend dat hij na zijn gestelde arrestaties en martelingen toch was doorgegaan met demonstreren. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.5834
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Gart), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 13 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.A. Matty. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Irak heeft deelgenomen aan demonstraties voor meer veiligheid, betere levensomstandigheden en een ander regime. Tijdens een demonstratie op 7 november 2019 is eiser in zijn been geschoten. Na behandeling in het ziekenhuis is eiser gearresteerd, vastgehouden en gemarteld. Eiser is daarna doorgegaan met deelname aan dagelijkse demonstraties. In juli 2020 is hij opnieuw gearresteerd en gemarteld. Eiser is gedwongen een verklaringen te ondertekenen bij de rechter dat hij niet meer zou demonsteren. Wanneer hij dit toch weer zou doen, dan riskeerde eiser een geldboete en een gevangenisstraf. Ook hebben de autoriteiten een onterende filmopname van eiser gemaakt toen hij in detentie was. Men dreigde hem dat deze opname openbaar zou worden gemaakt. Ondanks dat eiser de verklaring heeft getekend, is hij kort nadien toch weer gaan demonsteren. Onderweg naar huis is eiser beschoten. Hierop heeft hij besloten om Irak te verlaten.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
bedreiging door de milities.
Verweerder acht het element onder 1. geloofwaardig en het element onder 2. ongeloofwaardig. Verweerder neemt daarbij in aanmerking dat eiser zijn deelname aan de demonstraties niet heeft onderbouwd. Hij heeft slechts een foto overgelegd, waarop hij niet herkenbaar in beeld is. Hoewel eiser eind 2019 naar een -wat hij noemt- “veilig” ziekenhuis is gegaan, is hij bij het verlaten van het ziekenhuis toch gearresteerd. Verweerder vindt dat onduidelijk is gebleven hoe de autoriteiten op de hoogte zijn geraakt van zijn verblijf in dat ziekenhuis. Verweerder vindt het opvallend dat eiser na zijn gestelde arrestaties en martelingen toch is doorgegaan met demonstreren. Dit ondanks dat hij bedreigd en beschoten was èn dat zijn activiteiten tegen de wil van zijn familie in gingen. Het bevreemdt verweerder voorts dat eiser slechts summiere verklaringen heeft afgelegd over zijn motivatie toch door te gaan met demonstreren. Dit vooral omdat zijn invloed bij de demonstraties zeer beperkt was. Verweerder vindt het niet aannemelijk dat de autoriteiten specifiek op eiser hebben geschoten. Uit het ambtsbericht van 2019 blijkt namelijk dat bij demonstraties na
1 oktober 2019 minstens honderden personen om het leven zijn gekomen bij beschietingen op demonstranten.
3. Eiser voert aan dat verweerder zijn relaas ten onrechte onder één element, te weten “bedreiging door milities” heeft geschaard. In plaats daarvan had verweerder de demonstraties, arrestaties, detenties en martelingen als aparte elementen moeten onderscheiden en beoordelen.
4. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bestreden besluit afdoende dat verweerder de verklaringen van eiser over de demonstraties, arrestaties, detenties en martelingen zowel afzonderlijk als in onderling verband heeft beoordeeld. Het is de rechtbank niet gebleken dat de door verweerder gehanteerde verdeling in de elementen als onder 2. genoemd, te algemeen of anderszins onzorgvuldig is. Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat een verdeling in méér elementen, zoals door hem geopperd, tot een ander besluit zou hebben geleid. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser stelt dat verweerder zijn asielrelaas ten onrechte als vaag en summier heeft betiteld. Volgens eiser heeft verweerder deze betiteling onvoldoende gemotiveerd. Eiser wijst er in dit verband op dat zijn relaas strookt met openbare informatie over Iran. Het is volgens eiser goed mogelijk dat zijn verblijf in een specifiek ziekenhuis door een tipgever is gemeld aan de Iraanse autoriteiten. Zodoende hebben de autoriteiten hem kunnen arresteren toen hij dat ziekenhuis verliet. Ook laat het zich volgens eiser verklaren dat hij weer is gaan demonstreren nadat hij de bewuste verklaring had moeten tekenen. Hij vreesde namelijk voor de gevolgen wanneer hij op dat bewuste moment niet zou tekenen. Verder voelde eiser zich niet aan die ondertekening gebonden, omdat hij niet achter de inhoud van de bewuste verklaring stond. Eiser voert verder aan dat hij aan verweerder heeft aangeboden om digitale stukken ter beschikking te stellen. Volgens eiser heeft verweerder hierover niet nader met hem gecommuniceerd.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het asielrelaas van eiser op goede gronden vaag en summier heeft bevonden. Zo stelt eiser dat hij regelmatig demonstraties heeft georganiseerd via oproepen op Facebook. Op de vraag wat de aanleiding voor deze demonstraties was, heeft eiser echter slechts in algemene bewoordingen geantwoord. De
demonstraties waren volgens hem gericht op veiligheid, de verandering van het regime, een beter leven en meer rechten. Eiser heeft geen politieke overtuiging op grond waarvan hij geïnspireerd was om demonstraties te organiseren en om daaraan mee te doen. Tegen de achtergrond van het ontbreken van een heldere en gerichte overtuiging bij eiser, heeft verweerder het vreemd mogen vinden dat eiser, ondanks de gestelde arrestaties, martelingen, beschieting en bedreigingen, is doorgegaan met het organiseren van en het aanwezig zijn bij demonstraties. Verweerder heeft voorts mogen aanvoeren dat eiser na zijn kortdurende detenties geen concrete problemen van de zijde van de Iraakse autoriteiten heeft ondervonden of dat hij specifiek wordt gezocht. De verklaringen van eiser over de tipgever en de daders van de beschieting zijn speculatief. Op basis van dit alles heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank afdoende onderbouwd dat en waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de bijzondere negatieve aandacht van de Iraakse autoriteiten staat.
De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser heeft ter zitting verklaard dat de niet vertaalde stukken die hij aan verweerder had willen overleggen, afkomstig zijn van een Iraakse rechtbank. De stukken gaan over klachten die hij heeft ingediend tegen een commandant van de politie en tegen een burgemeester.
8. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat eiser niet heeft toegelicht dat, en zo ja in hoeverre, deze stukken zijn asielrelaas onderbouwen.
9. Eiser betwist dat het vreemd is dat hij zich in Irak fysiek en digitaal zo actief tegen het Iraakse regime heeft gemanifesteerd, met alle gevaren van dien, maar dat hij in Nederland niets meer onderneemt. Eiser voert hiertoe aan dat het hem in Irak ging om het demonstreren. Dat doel is volgens hem in Nederland niet meer opportuun.
10. De rechtbank stelt vast dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij tijdens demonstraties live ging via Facebook en dat hij mensen opriep om mee te demonstreren. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bevreemdend mocht vinden dat eiser na zijn aankomst in Nederland geheel is gestopt met zijn activiteiten, terwijl hij heeft verklaard dat deze demonstraties een onderdeel van zijn identiteit zijn. Het enkele feit dat eiser zich niet meer fysiek in Irak bevindt, hoeft geen beletsel te zijn om via internet actief te blijven. Dit vooral, omdat eiser naar eigen zeggen met ziel en zaligheid demonstreerde voor een betere toekomst. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is dus ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
11 mei 2021
en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.