ECLI:NL:RBDHA:2021:15741
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet-rechtsgeldig huwelijk en gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Pakistaanse vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar gestelde echtgenoot in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat er volgens de verweerder geen sprake was van een rechtsgeldig huwelijk tussen eiseres en haar referent, wat essentieel is voor het verkrijgen van verblijfsrecht op basis van gezinsleven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk tussen eiseres en referent niet rechtsgeldig is volgens het Pakistaanse recht, en dat er derhalve geen sprake is van familie- of gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Eiseres had een gelegaliseerde huwelijksakte overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de rechtsgeldigheid van het huwelijk aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat de verweerder terecht had geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de gevraagde mvv, omdat de aanvraag was gebaseerd op een niet-rechtsgeldig huwelijk.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de Gezinsherenigingsrichtlijn en de noodzaak van een individuele belangenafweging op basis van artikel 8 van het EVRM verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een nadere belangenafweging, aangezien er geen rechtsgeldig huwelijk was. De uitspraak van de rechtbank bevestigde de afwijzing van de aanvraag van eiseres en verklaarde het beroep ongegrond.