ECLI:NL:RBDHA:2021:15739
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat haar aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van haar asielverzoek, conform de Dublinverordening. Dit besluit werd genomen op 16 april 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 4 mei 2021, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. R.J.J. Flantua, en een tolk, H. Benkrita. De vertegenwoordiger van de verweerder was ook aanwezig. Tijdens de zitting werd de zaak samen behandeld met een andere zaak (NL21.5860). De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, met mr. T.R. Oosterhoff-Vos als griffier.