ECLI:NL:RBDHA:2021:15727
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. J. de Jong, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp, heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 4 mei 2021, waar partijen niet aanwezig waren, heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord. Eiser stelde dat Duitsland zich mogelijk niet aan zijn internationale verplichtingen zou houden en dat eerdere asielverzoeken in Duitsland waren afgewezen zonder duidelijke redenen. Eiser vreesde dat een nieuw verzoek ook zou worden afgewezen, wat zou kunnen leiden tot refoulement.
De rechtbank overwoog dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Duitsland. Eiser heeft niet aangetoond dat dit in zijn geval niet zou mogen. De rechtbank concludeerde dat er geen structurele tekortkomingen in het Duitse asiel- en opvangsysteem zijn aangetoond en dat Duitsland zich aan zijn verplichtingen houdt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.