ECLI:NL:RBDHA:2021:15726
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. Dit besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 april 2021. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 4 mei 2021, maar verzoeker en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook de zaak NL21.5836 behandeld, die verband hield met het beroep van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.