ECLI:NL:RBDHA:2021:15724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
NL21.5769, NL21.5768, NL21.5767 en NL21.5766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de verzoeken van vier Russische verzoekers die in beroep gingen tegen de maatregel van bewaring die hen was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De verzoekers hebben op 19 april 2021 de maatregelen van bewaring ingetrokken, nadat de Staatssecretaris deze had opgeheven. Ze vroegen de rechtbank om de Staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers geen gronden van beroep hebben aangevoerd en dat de maatregelen van bewaring niet zijn opgeheven op basis van hun argumenten. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris niet tegemoetgekomen is in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de intrekking van de maatregelen niet het gevolg was van een erkenning van onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit. De rechtbank heeft de verzoeken om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was om de Staatssecretaris in de kosten te veroordelen.

De uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, en is openbaar gemaakt op 4 mei 2021. De rechtbank heeft de verzoeken als kennelijk ongegrond afgewezen en de verzoekers zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.5769, NL21.5768, NL21.5767 en NL21.5766
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [verzoeker], V-nummer: [V-nummer 1]
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer 2] ,
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer 3] en
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer 4] ,
Gezamenlijk: verzoekers (gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij besluiten van 9 april 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder aan verzoekers de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft op 19 april 2021 de maatregelen van bewaring opgeheven.
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers de beroepen ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.

Overwegingen

1. Verzoekers stellen dat zij de Russische nationaliteit hebben en dat zij zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] 1973 , [geboortedatum 2] 2001, [geboortedatum 3] 2003 en [geboortedatum 4] 2011.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state1 volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Volgens de ABRvS is bij intrekking van een besluit vanwege nieuwe feiten en omstandigheden of vanwege nadien verkregen informatie geen sprake van tegemoetkomen.
5. De rechtbank stelt vast dat verzoekers in de beroepschriften geen gronden van beroep hebben aangevoerd en dus niet hebben aangegeven waarom de maatregelen van bewaring volgens hen onrechtmatig waren. De maatregelen van bewaring zijn dan ook niet opgeheven op gronden die verzoekers in beroep hebben aangevoerd. Verweerder heeft in zijn reactie gemeld dat de maatregelen zijn opgeheven, omdat verzoekers een coronatest hebben geweigerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder niet tegemoetgekomen is in de zin van artikel 8:75a van de Awb en de rechtbank ziet geen aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekers in verband met het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken.
6. De verzoeken worden als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
1 zie onder meer ECLI:NL:RVS:2012:BX1816.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
04 mei 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. D. Verduijn T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten,
kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.