ECLI:NL:RBDHA:2021:15721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2021
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
NL20.21944
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van alleenstaande minderjarige vreemdeling afgewezen, terugkeerbesluit ingetrokken, onderzoek naar adequate opvang in land van herkomst vereist

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv) met Iraanse nationaliteit. De IND had de aanvraag afgewezen en een terugkeerbesluit opgelegd, maar dit laatste werd ingetrokken omdat er nog geen onderzoek was gedaan naar adequate opvang in Iran. De eiser, geboren in 2003, had politieke activiteiten verricht voor de Komala-partij en was op de vlucht voor de Iraanse geheime dienst. De rechtbank oordeelde dat de IND niet zomaar het terugkeerbesluit kon intrekken zonder een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, vooral gezien de belangen van de minderjarige. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kon blijven, omdat het terugkeerbesluit was ingetrokken. De IND werd opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank en het onderzoek naar adequate opvang in Iran. Tevens werd de IND veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.068,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.21944
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. K.P.E. van Tulden),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L. Verheijen).

Procesverloop

Bij besluit van 4 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder (hierna: de IND) de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De IND heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Mohammed. Namens Nidos zijn
[medewerker Nidos 1] en [medewerker Nidos 2] verschenen. De IND heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft de Iraanse nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2003. Hij is een alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv). Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Iran politieke activiteiten heeft verricht voor de Komala-partij. Zijn neef [naam] , die ook actief lid was van de Komala-partij, is opgepakt wegens politieke activiteiten. Vervolgens is de Etelaat (de Iraanse geheime dienst) twee keer bij eiser thuis gekomen, maar eiser was toen al gevlucht naar het huis van een vriend van zijn vader. De Etelaat is nog steeds op zoek naar eiser. Verder is eiser een Koerd, een groep die wordt onderdrukt in Iran. Ook heeft eiser geen religie meer, maar hij heeft dit niet openlijk geuit in Iran en hij heeft hierdoor geen problemen ondervonden in Iran.
Asielrelaas
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de IND de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de politieke overtuiging en activiteiten van eiser en de hieruit voortvloeiende problemen.
Bestreden besluit
3. In het bestreden besluit heeft de IND de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig gevonden. De IND heeft geloofwaardig gevonden dat eiser een paar keer pamfletten heeft verspreid voor de Komala-partij, maar heeft de politieke overtuiging en activiteiten van eiser en de hieruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig gevonden. De IND heeft de aanvraag van eiser daarom afgewezen als ongegrond. Daarnaast heeft de IND aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd met een vertrektermijn van 28 dagen.
4. Op 22 december 2020 heeft de IND een aanvullend besluit genomen waarbij het terugkeerbesluit is ingetrokken, omdat het onderzoek naar adequate opvang buiten Nederland nog niet had plaatsgevonden of nog niet was afgerond. De aanleiding hiervoor was het arrest TQ van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 14 januari 2021.1 De IND heeft de afwijzing van de asielaanvraag wel gehandhaafd. Daarbij heeft de IND opgemerkt dat eiser nog wel gebruik kan blijven maken van de voorzieningen.
Terugkeerbesluit
5. Eiser voert aan dat de IND in strijd handelt met Europees recht, in het bijzonder met de Terugkeerrichtlijn2, door de afwijzing van zijn asielaanvraag in stand te houden terwijl het terugkeerbesluit is ingetrokken. Zo’n “gedoogconstructie” waarbij eisers verblijf feitelijk wordt gedoogd maar niet rechtmatig is, is volgens het HvJEU niet toegestaan. Eiser heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch.3 Eiser voert aan dat aan hem daarom een verblijfsdocument moet worden verstrekt.
6. De IND stelt zich op het standpunt dat het asielbesluit ook zonder het terugkeerbesluit kan bestaan. De Terugkeerrichtlijn is niet van toepassing als er geen terugkeerbesluit kan worden uitgevaardigd. De IND verwijst daarvoor naar het arrest M, A en T, C van het HvJEU van 24 februari 2021.4
7. De rechtbank overweegt dat de IND op grond van artikel 6, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn verplicht is een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen de derdelander die illegaal in Nederland verblijft. De IND heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat aan eiser geen verblijfsrecht wordt toegekend, omdat zijn asielaanvraag is afgewezen en eiser ook niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Dat betekent dat eiser illegaal in Nederland verblijft.
8. In het arrest TQ heeft het HvJEU geoordeeld dat in situaties als die van eiser de Terugkeerrichtlijn van toepassing is. Het HvJEU heeft in TQ – samengevat – geoordeeld dat in alle fasen van de procedure van het uitvaardigen van een terugkeerbesluit rekening moet worden gehouden met het belang van het kind. Voordat een terugkeerbesluit mag worden
1. ECLI:EU:C:2021:9.
2 Richtlijn 2008/115.
4 ECLI:EU:C:2021:127.
uitgevaardigd tegen een amv, moet de IND daarom onderzoek doen of er voor de amv adequate opvang in het land van herkomst is. Onder adequate opvang moet worden verstaan: dat de amv wordt teruggestuurd naar een familielid, een aangewezen voogd of adequate opvangfaciliteiten in het land van terugkeer. Als deze opvang niet aanwezig is, kan aan de amv geen terugkeerbesluit worden uitgevaardigd. Verder heeft het HvJEU geoordeeld dat de IND bij het onderzoek dat hij moet verrichten geen louter op leeftijd gebaseerd onderscheid mag maken tussen amv’s. Daarnaast mag de IND niet een terugkeerbesluit uitvaardigen tegen een amv en vervolgens met de verwijdering wachten totdat de amv 18 jaar oud is.
9. De rechtbank oordeelt dat de IND een terugkeerbesluit niet los kan intrekken. Uit artikel 45, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) volgt immers dat de afwijzing van een asielaanvraag geldt als terugkeerbesluit. Als de IND beslist dat de asielaanvraag niet wordt ingewilligd, dient hij een terugkeerplicht vast te stellen. Als dat niet mogelijk is omdat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is verricht, kan er dus geen besluit worden genomen als bedoeld in artikel 45 van de Vw. Ook uit het arrest TQ volgt dat het los intrekken van een terugkeerbesluit niet is toegestaan, omdat het een “gedoogconstructie” oplevert. De IND heeft namelijk vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft doordat zijn asielaanvraag is afgewezen, maar er wordt hem (nog) geen terugkeerbesluit opgelegd. Zijn feitelijk verblijf wordt daarmee gedoogd, maar is geen rechtmatig verblijf. Dit is in strijd met de belangen van eiser als minderjarige. De werkwijze van de IND om het terugkeerbesluit in te trekken en de afwijzing van de asielaanvraag in stand te laten, is daarom in strijd met de wet en met de rechtspraak van het HvJEU.
10. De rechtbank volgt de verwijzing van de IND naar het arrest M, A en T, C niet omdat dit op een geheel andere situatie ziet. In het arrest M, A en T, C werd de vraag beantwoord of de Terugkeerrichtlijn in de weg staat aan het in vreemdelingenbewaring stellen van statushouders, nu er tegen statushouders geen terugkeerbesluit kan worden uitgevaardigd. De Terugkeerrichtlijn is immers van toepassing op illegaal op het grondgebied verblijvende derdelanders. Statushouders hebben geen terugkeerplicht in de zin van de Terugkeerrichtlijn om terug te keren naar het land van herkomst, omdat zij een status hebben in een andere lidstaat. Aan deze statushouders kan daarom überhaupt geen terugkeerbesluit worden opgelegd. De situatie uit het arrest is een fundamenteel andere situatie dan die van eiser. Het is voor de IND namelijk in beginsel niet onmogelijk om aan eiser een terugkeerbesluit op te leggen, maar dan zal er wel eerst een onderzoek moeten plaatsvinden naar adequate opvang in het land van herkomst voor eiser.
11. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven, nu het terugkeerbesluit is ingetrokken. De afwijzing van de asielaanvraag geldt immers op grond van artikel 45 van de Vw als terugkeerbesluit. Niet in geschil is dat aan eiser nu geen terugkeerbesluit kan worden opgelegd, omdat het onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst nog niet heeft plaatsgevonden of is afgerond. Het beroep van eiser is daarom gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De IND zal, nadat dit onderzoek heeft plaatsgevonden, een nieuw besluit moeten nemen op eisers asielaanvraag.
12. De rechtbank komt daarom niet meer toe aan een inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas.
Conclusie
13. Het beroep van eiser is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De IND zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken, omdat de IND ook zal moeten onderzoeken of er sprake is van adequate opvang voor eiser in Iran. Eiser heeft dus weer een lopende asielaanvraag, in verband waarmee hij rechtmatig verblijf in Nederland heeft zoals wordt bedoeld in artikel 8 van de Vw.
14. De rechtbank veroordeelt de IND in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de IND op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de IND in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
03 mei 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. J.G. Nicholson E. Diele
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.