ECLI:NL:RBDHA:2021:15720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/8730 + AWB 20/8731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van de Afsluitingsregeling en artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1999 en van Armeense nationaliteit, op 22 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van de Afsluitingsregeling voor langdurig verblijvende kinderen. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en zich langer dan drie maanden had onttrokken aan het toezicht van de IND. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd op 25 november 2020 ongegrond verklaard. Hierna heeft zij beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft de zaak op 30 april 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de IND de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM correct heeft uitgevoerd. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in Nederland geworteld is en dat haar privéleven daar is opgebouwd, maar de rechtbank oordeelde dat zij nooit rechtmatig verblijf heeft gehad. De rechtbank concludeerde dat de IND de aanvraag van eiseres op juiste gronden heeft afgewezen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het mvv-vereiste rechtvaardigden.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, waardoor zij geen griffierecht hoeft te betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/8730 en AWB 20/8731
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 30 april 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1999, van Armeense nationaliteit, eiseres/verzoekster,
V-nummer: [V-nummer]
hierna: eiseres
(gemachtigde: mr. B.D. Lit),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Inleiding en procesverloop

Eiseres heeft op 22 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden op grond van de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen’ (Afsluitingsregeling).
Verweerder (hierna: de IND) heeft de aanvraag afgewezen. Eiseres is niet in het bezit van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De IND vindt dat het mvv-vereiste voor eiseres niet onredelijk hard is omdat eiseres niet voldoet aan voorwaarde c van de Afsluitingsregeling, omdat zij zich langer dan drie maanden heeft onttrokken aan het toezicht van de IND [1] , DT&V [2] , COA [3] of AVIM [4] . Daarnaast zijn de contra-indicaties onder e en f van toepassing, omdat eiseres niet beschikbaar is geweest in het kader van vertrek en omdat eiseres de Europese Unie heeft verlaten. Volgens de IND is de weigering om eiseres vrij te stellen van het mvv-vereiste ook niet in strijd met het familie- en gezinsleven of het privéleven [5] van eiseres. Bij aanvullend besluit van 8 januari 2020 heeft de IND tegen eiseres een inreisverbod uitgevaardigd.
3. Eiseres is het niet eens met de beslissing van de IND en heeft daarom bezwaar en – nadat het bezwaar op 25 november 2020 ongegrond was verklaard – beroep daartegen ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
4. Het beroep en het verzoek zijn op 30 april 2021 ter zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De IND heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
5. Na afloop heeft de rechtbank/voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

6. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) geeft hiervoor de volgende motivering.
7. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eiseres hoeft daarom geen griffierecht te betalen.
8. De rechtbank stelt vast dat alleen in geschil is of de IND de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM, over het privéleven van eiseres, in het nadeel van eiseres heeft mogen laten uitvallen.
9. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in Nederland geworteld is, dat zij is verwesterd en dat zij bijna haar hele leven in Nederland heeft gewoond. Verder heeft zij in Nederland haar diploma’s gehaald en heeft zij een sociaal leven en een partner in Nederland. Ook is eiseres nooit in aanraking gekomen met justitie.
10. De rechtbank overweegt dat eiseres nooit rechtmatig verblijf heeft gehad in Nederland. In zo’n situatie verplicht artikel 8 van het EVRM de IND slechts onder bijzondere omstandigheden tot het laten voortzetten van het privéleven in Nederland. De IND heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de door eiseres genoemde omstandigheden geen bijzondere omstandigheden zijn, omdat het inherent is aan haar lange, feitelijke verblijf in Nederland dat eiseres hier geworteld is en privéleven heeft opgebouwd. Verder is het ook geen bijzondere omstandigheid dat eiseres niet in aanraking is gekomen met justitie, omdat het uitgangspunt is dat mensen niet in aanraking komen met justitie. Deze omstandigheden verplichten de IND daarom er niet toe om aan eiseres op grond van artikel 8 van het EVRM verblijf toe te staan.
11. Eiseres heeft aangevoerd dat de keuzes van haar ouders niet aan haar kunnen worden toegerekend. Eiseres heeft er niet zelf voor gekozen om haar privéleven in Nederland op te bouwen tijdens illegaal verblijf. Eiseres heeft daarbij verwezen naar het arrest Butt tegen Noorwegen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. [6]
12. Uit het arrest Butt volgt dat de keuzes van ouders van een vreemdeling in bepaalde situaties aan de vreemdeling kunnen worden toegerekend. De rechtbank oordeelt dat in het geval van eiseres de keuzes van haar ouders aan eiseres kunnen worden toegerekend. Een groot verschil met de zaak die speelde in het arrest Butt, is dat eiseres en haar gezinsleden nooit een verblijfsvergunning hebben gehad in Nederland. De vreemdelingen in de zaak Butt hadden wel gedeeltelijk rechtmatig verblijf gehad in Noorwegen. Ook heeft de IND van belang mogen vinden dat het niet te wijten is aan de Nederlandse overheid dat eiseres haar privéleven heeft kunnen intensiveren gedurende onrechtmatig verblijf. Eiseres is in 2014 uitgezet naar Armenië en haar moeder en zij hebben er zelf voor gekozen om terug te keren naar Nederland om opnieuw in de illegaliteit te leven.
13. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de IND ten onrechte heeft gesteld dat zij (opnieuw) een sociaal leven kan opbouwen in Armenië. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat het haar in de periode dat zij in Armenië woonde niet gelukt is om een sociaal leven op te bouwen.
14. De rechtbank oordeelt dat de IND bij zijn beslissing heeft mogen betrekken dat niet is gebleken dat eiseres niet kan terugkeren naar Armenië. De IND heeft mogen betrekken dat de terugkeer naar Armenië voor eiseres weliswaar
a certain degree of hardshipmet zich zal brengen, maar dat van eiseres mag worden verwacht dat zij, ook gelet op haar leeftijd, in Armenië een nieuw leven kan opbouwen. Daarbij is ook van belang dat haar ouders en oma in Armenië wonen en haar hierbij wellicht kunnen ondersteunen.
15. De rechtbank komt tot de conclusie dat de IND de belangenafweging in het nadeel van eiseres heeft mogen laten uitvallen en de aanvraag van eiseres heeft mogen afwijzen. Het beroep is ongegrond.
16. Omdat de rechtbank heeft beslist op het beroep, heeft eiseres geen belang meer bij de verzochte voorlopige voorziening. Dit verzoek wordt daarom afgewezen.
17. Omdat het beroep ongegrond is en het verzoek wordt afgewezen, is er geen reden om de IND te veroordelen in de proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 april 2021 en zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
2.Dienst Terugkeer & Vertrek.
3.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
4.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
5.Zoals bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Arrest van 4 december 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:1204JUD004701709.