ECLI:NL:RBDHA:2021:15709
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit inzake machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis asiel
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor het doel 'nareis asiel'. Eiseres, van Algerijnse nationaliteit, had eerder een aanvraag ingediend die op 9 juni 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 4 november 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Op 1 april 2021 trok de Staatssecretaris het bestreden besluit in, maar er werd geen nieuw besluit genomen, waardoor er niet tijdig op de aanvraag werd beslist.
Tijdens de zitting op 9 april 2021, waar eiseres en haar gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg de Staatssecretaris op om binnen twaalf weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar. Tevens werd er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn overschreden zou worden, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris had moeten weten dat het intrekken van het bestreden besluit zou leiden tot een situatie waarin niet tijdig op de aanvraag werd beslist. De rechtbank oordeelde dat een ingebrekestelling niet van eiseres kon worden verlangd en dat het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd moest worden wegens strijd met de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank stelde een termijn van twaalf weken vast voor het nemen van een nieuw besluit, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak en recente jurisprudentie van de Raad van State.